Verdrag van Maastricht (1992)
Het Verdrag van Maastricht, officieel het Verdrag betreffende de Europese Unie, kortweg EU-Verdrag, werd op 7 februari 1992 in Maastricht ondertekend en diende ter oprichting van de Europese Unie.
Met de ondertekening van het verdrag gaven de lidstaten een deel van hun soevereiniteit op, kreeg het Europees Parlement wetgevende macht en werd op termijn de euro als gezamenlijke munt geïntroduceerd.
Het Verdrag van Maastricht behoort sinds 2018 tot het Europees erfgoed.
Op 1 juli 1991 nam Nederland het halfjaarlijkse voorzitterschap van de Raad van de Europese Gemeenschappen op zich.
Het kabinet-Lubbers III wilde, na het ondertekenen van de Verdragen van Schengen een jaar eerder, de Europese integratie opnieuw een flinke stap vooruit helpen.
De bedoeling was om tijdens het Nederlandse voorzitterschap overeenstemming te bereiken met de andere lidstaten over verdergaande samenwerking – ook op niet-economisch terrein – en te komen tot een verdrag met een blauwdruk voor een Economische en Monetaire Unie (EMU) en een Europese Politieke Unie (EPU). De EMU, met als doel de invoering van één munt en één centrale bank, stond al sinds 1988 op de agenda.
De EPU, het gezamenlijk naar buiten treden van de lidstaten op terreinen als defensie en buitenlandse zaken, was in 1990 als doelstelling geformuleerd.
Voorafgaand en tijdens de "Europese top" in Maastricht vond intensief diplomatiek overleg plaats, waarbij onder anderen de Nederlandse topdiplomaat Ronald van Beuge een belangrijke rol speelde.
Minister-president Ruud Lubbers telefoneerde in het rond en reisde langs de Europese hoofdsteden om iedereen op één lijn te krijgen.
Vice-premier en minister van financiën Wim Kok voerde het "kwartje van Kok" in om het begrotingstekort terug te dringen en zo het goede voorbeeld te geven voor de beoogde begrotingsdiscipline.
Minister van buitenlandse zaken Hans van den Broek en staatssecretaris Piet Dankert leden aanvankelijk een zware nederlaag met het door hun ministerie opgestelde eerste verdragsontwerp, dat bij een bijeenkomst in Brussel van ministers van buitenlandse zaken op 30 september door een overgrote meerderheid werd weggestemd omdat het te federaal zou zijn ("zwarte maandag").
Een week later waren de voortekenen nog steeds ongunstig bij een informele bijeenkomst van dezelfde ministers op Kasteel de Haar.
Op 12 november kwamen de ministers bijeen in Noordwijk en was het tij gekeerd.
De Nederlanders grepen uiteindelijk terug naar een eerder dat jaar door de Luxemburgers opgestelde tekst, waar het nodige aan werd bijgeschaafd.
De voorzitter van de Europese Commissie, Jacques Delors, had zich echter negatief over deze tekst uitgelaten.
Begin december liet Delors weten op te stappen als "Maastricht" onvoldoende resultaat zou opleveren.
Op 9 en 10 december kwam de Europese Raad van regeringsleiders bijeen voor een topconferentie ("Europese top" of "Eurotop") in het Gouvernement aan de Maas in Maastricht.
Ook een groot aantal andere ministers waren bij het overleg aanwezig.
Voor dat doel was de ronde feestzaal in het Statengebouw van het provinciehuis ("Limburgs Gouvernement") omgebouwd tot vergaderzaal. Het MECC-congresgebouw fungeerde als perscentrum.
Koningin Beatrix ontving de Franse president François Mitterrand en de elf minister-presidenten van de andere lidstaten (waaronder bondskanselier Helmut Kohl en de Britse premier John Major) in het kasteel-restaurant Neercanne.
Bij de besprekingen kwamen zowel de gezamenlijke munt als verdergaande politieke samenwerking en uitbreiding van het aantal lidstaten ter sprake.
Tot op het laatste moment bleef het spannend of de bijeenkomst met een positief resultaat kon worden afgesloten.
Duitsland, dat veel belang hechtte aan een stabiele munt, was bereid de Duitse mark op te geven in ruil voor Franse steun voor de Duitse hereniging.
Zoals verwacht toonde het Verenigd Koninkrijk zich de grootste tegenstander van een federaal Europa.
Een groot struikelpunt was het gebruik van het woord "federaal" in de openingsparagraaf bij de omschrijving van het uiteindelijke doel van de Europese Unie.
Het werd pas acceptabel nadat dat woord was vervangen door "an ever closer union".
Premier Major ging akkoord met het nieuwe EU-verdrag op voorwaarde dat de Britten later alsnog konden afhaken (de "opt-out").
Al in 1992 maakte het land van die mogelijkheid gebruik om niet mee te doen met de gezamenlijke munt.
Ook de sociale paragraaf stuitte bij de Britten op onoverkomelijke bezwaren en werd om die reden buiten het verdrag gehouden.
De andere elf lidstaten zouden dit Europees Sociaal Handvest als een afzonderlijk verdrag ondertekenen. De Europese Politieke Unie bleek in Maastricht een brug te ver; op dit gebied werd weinig voortgang geboekt.
Na twee dagen moeizaam onderhandelen kon de Maastrichtse Eurotop op 11 december 1991 om half 2 's nachts worden afgesloten met een akkoord.
Twee maanden later, op 7 februari 1992, vond de ondertekeningsceremonie plaats in hetzelfde gebouw waar de onderhandelingen hadden plaatsgevonden, ditmaal in de Statenzaal.
Dat de ondertekening in Maastricht zou plaatsvinden – en daardoor de naam van die stad zou dragen – was geenszins vanzelfsprekend, omdat op dat moment Portugal het voorzitterschap van Nederland had overgenomen.
De Portugezen waren echter net lid en hadden hun handen vol aan de organisatie van hun eerste topconferentie.
Ze stemden er daarom in toe dat de ceremonie in Maastricht plaatsvond.
Bij de ondertekening waren onder anderen de Portugese premier Aníbal Cavaco Silva aanwezig, alsmede premier Lubbers, commissievoorzitter Delors en de voorzitter van het Europees Parlement, Egon Klepsch.
Bij aankomst in het Gouvernement werden de gasten onthaald op een serenade door de 140 leden van de Koninklijke Harmonie Sainte Cécile uit Eijsden.
De handtekeningen onder het lijvige verdrag werden gezet door de gevolmachtigde ministers van de twaalf toenmalige lidstaten van de Europese Gemeenschappen, in de meeste gevallen de ministers van buitenlandse zaken en die van financiën:
voor België: Mark Eyskens en Philippe Maystadt
voor Denemarken: Uffe Elleman-Jensen en Anders Fogh Rasmussen
voor Duitsland: Hans-Dietrich Genscher en Theodor Waigel
voor Frankrijk: Roland Dumas en Pierre Bérégovoy
voor Griekenland: Antonis Samaras en Efthymios Christodoulou
voor Ierland: Gerard Collins en Bertie Ahern
voor Italië: Gianni De Michelis en Guido Carli
voor Luxemburg: Jacques Poos en Jean-Claude Juncker
voor Nederland: Hans van den Broek en Wim Kok
voor Portugal: João de Deus Pinheiro en Jorge Braga de Macedo
voor Spanje: Francisco Fernández Ordóñez en Carlos Solchaga Catalán
voor Verenigd Koninkrijk: Douglas Hurd en Francis Maude
In de periode tussen de ondertekening en inwerkingtreding van het verdrag vonden volksraadplegingen plaats in drie van de twaalf lidstaten.
Op 2 juni 1992 stemde een kleine meerderheid van de Denen tegen het verdrag.
Door deze onverwachte uitslag kwam ratificatie op losse schroeven te staan, aangezien het verdrag alleen in werking kon treden als alle landen instemden.
Op 18 juni stemden de Ieren vóór ratificatie en op 20 september deden de Fransen hetzelfde. Voor de Denen werden op de Europese top van Edinburgh in december 1992 enkele uitzonderingen gemaakt, waarna een meerderheid van de Denen bij een tweede referendum op 18 mei 1993 vóór het verdrag stemde.
In het Verenigd Koninkrijk had premier Major grote problemen om het verdrag aan zijn landgenoten te "verkopen", zelfs met de genoemde "opt-out" en het ontbreken van de sociale paragraaf. Vooral de "Eurorebels" in zijn eigen conservatieve partij maakten het Major moeilijk. Uiteindelijk werd het verdrag met een nipte meerderheid in het Lagerhuis goedgekeurd (319 tegen 316 stemmen).
Hoewel de Britse wet het houden van een referendum niet verplicht stelde, kan het niet houden ervan in 1992 gezien worden als een van de oorzaken van de Brexit.
Het Verdrag van Maastricht trad in werking op 1 november 1993.
Op 1 januari 2002 werd als gevolg van de in het verdrag gemaakte afspraken over de monetaire unie in twaalf Europese lidstaten de euro ingevoerd.
In 1997 werd het Verdrag betreffende de Europese Unie gewijzigd door het Verdrag van Amsterdam, in 2001 door het Verdrag van Nice en in 2007 door het Verdrag van Lissabon.
Het Verdrag van Maastricht verving in 1992 een aantal oudere verdragen van Europese eenwording, waaronder het Verdrag van Parijs (1951), waarmee de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) was opgericht, en het Verdrag van Rome (1957), dat de basis vormde van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Euratom.
In het Verdrag van Maastricht werd de Europese Economische Gemeenschap hernoemd naar Europese Gemeenschap, omdat de terreinen waar de gemeenschap zich mee bezighield nu ook buiten het economische kader vielen.
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht vormen de Europese Gemeenschap (voorheen EEG), Euratom en de EGKS de Europese Gemeenschappen (EG). De Europese Gemeenschappen zijn onderdeel van de Europese Unie (EU).
Voor de EU kozen de lidstaten in Maastricht voor een drie-pijlerstructuur:
1. economische samenwerking;
2. samenwerking op het gebied van buitenlandbeleid en veiligheid;
3. samenwerking op het gebied van politie en justitie (binnenlandse veiligheid).
De Europese Unie zoals voorgesteld in het Verdrag van Maastricht wordt om die reden weergegeven als een klassieke Griekse tempel, waarbij de Europese rechtsorde (het fronton) gedragen wordt door de drie genoemde pijlers.
Na de ratificering in 2009 van het Verdrag van Lissabon werd de indeling in drie pijlers afgeschaft.
Verder werd in het verdrag bepaald dat er een Economische en Monetaire Unie (EMU) gevormd zou worden, met een gemeenschappelijke munteenheid, die later naam 'euro' kreeg. Voor de invoering van de monetaire unie werd een Europese begrotingsdiscipline afgesproken, de zogenaamde convergentiecriteria ("Maastrichtnorm").
Verder werd er een kader ontworpen voor de toekomstige politieke en economische eenmaking.
Voorafgaand aan een lunch tijdens de Europese topconferentie zetten alle aanwezige staatshoofden en regeringsleiders hun handtekening op een mergelwand in de grotten van Château Neercanne.
In de Maastrichtse wijk Céramique is het Plein 1992 naar het verdrag genoemd.
Op het plein zijn bronzen tegels aangebracht met afwisselend het Euro-teken en het jaartal 1992.
In dezelfde wijk bevindt zich aan de Avenue Céramique het kunstwerk Stars of Europe van de kunstenaressen Maura Biava en Ruby van den Munckhof, bestaande uit aluminium palen met sterren die draaien in de wind.
De grote sterren verwijzen naar de twaalf landen die in 1992 het verdrag van Maastricht ondertekenden; de kleinere sterren naar de nieuwe lidstaten die er sinds 1992 bij gekomen zijn.
Bij het Gouvernement bevindt zich een monument, dat verwijst naar de Europese top van 1991 en het verdrag van 1992.
Ook bevindt zich sinds 2018 aan dit gebouw een plaquette die memoreert dat het verdrag in dat jaar het Europees erfgoedlabel verkreeg.
Voor het gebouw van de Europese Centrale Bank in Frankfurt am Main staat een groot euro-teken met twaalf sterren, dat indirect verwijst naar de in Maastricht genomen besluiten.
De euro (symbool: €; Nederlands meervoud euro's) is de munteenheid van 19 lidstaten van de Europese Economische en Monetaire Unie.
De officiële ISO-code van de munteenheid is EUR.
In 1992 werd in Maastricht besloten tot invoering van de euro.
Hierbij zou de waarde van 1 euro gelijk zijn aan 1 ECU.
Sinds 4 januari 1999 worden de koersen van aandelen, obligaties en opties aan de beurs in euro's weergegeven.
De munten en bankbiljetten werden op 1 januari 2002 gelijktijdig als chartaal betaalmiddel ingevoerd in 12 landen van de Europese Unie, alsmede in Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad, tijdens de grootste monetaire omwisselingsoperatie aller tijden.
De productie van euromunten begon in de meeste landen al in 1999 om aan de toekomstige vraag te kunnen voldoen.
Vier van die landen hebben dan ook munten geslagen waarop de jaartallen 1999, 2000 en 2001 staan.