Jeanne d'Arc
Jeanne d'Arc (Domrémy, Lotharingen, ca. 1412[1] – Rouen, Normandië, 30 mei 1431), bijgenaamd de Maagd van Orléans, is een nationale heldin van Frankrijk.
Als jong meisje van eenvoudige afkomst speelde ze een beslissende rol in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk.
Op negentienjarige leeftijd werd ze door een partijdige kerkelijke rechtbank veroordeeld en stierf ze op de brandstapel in Rouen.
Vijfentwintig jaar na haar dood liet paus Calixtus III het proces herzien.
Ze werd onschuldig bevonden en kreeg bij de plechtige uitspraak van het proces op 7 juli 1456 de titel van martelares.
In 1909 werd ze uiteindelijk zalig verklaard door de Katholieke Kerk en in 1920 volgde de heiligverklaring.
Ondertussen wordt ze gerekend tot de patroonheiligen van Frankrijk, samen met Dionysius van Parijs, Martinus van Tours, de heilige Lodewijk en Theresia van Lisieux.
Jeanne d'Arc werd geboren tijdens de Franse Burgeroorlog, een bijzonder woelige periode in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk, die samenviel met het Westers Schisma in de kerk met drie tegen pausen van 1378 tot 1417.
Aan de basis van de Franse Burgeroorlog lag de moord op Lodewijk I van Orléans, de vierde zoon van Karel V en Johanna van Bourbon en broer van Karel VI, de koning van Frankrijk van 1380-1422.
De hertog van Orléans werd vermoord op 2 november 1407 in opdracht van zijn neef Jan zonder Vrees, hertog van Bourgondië.
De aanleiding voor deze moord was de concurrentie tussen de Bourguignons en de Armagnacs in verband met het regentschap over het koninkrijk.
De ooms van Karel VI regeerden Frankrijk tussen 1380 en 1388 omdat de koning zelf nog te jong was om te regeren.
Vanaf 3 november 1388 zou de koning zelf gaan regeren, maar in augustus 1392 kreeg hij een zware aanval van waanzin en doodde daarbij vier van zijn begeleiders.
Na die gebeurtenis had de koning heldere periodes waarin hij zelf trachtte te regeren, afgewisseld met periodes van waanzin waarin de regering werd overgenomen door zijn ooms. Na het Bal des Ardents op 28 januari 1393, waar de koning slechts op het nippertje aan de dood ontsnapte dankzij de tegenwoordigheid van geest van zijn tante Jeanne de Boulogne, sloeg de waanzin compleet toe.
Vanaf 1393 werd het land dus wederom bestuurd door een regentenraad, voorgezeten door Isabella van Beieren de koningin (echtgenote van Karel VI) en met als leden zijn oom Filips de Stoute, diens zoon Jan zonder Vrees en zijn oom Jean de Berry.
Zijn broer Lodewijk van Orléans won meer en meer aan invloed. Men beweerde zelfs dat hij de minnaar was van de koningin.
Na de dood van Filips de Stoute nam Lodewijk van Orléans de touwtjes in handen.
Hij profiteerde van de affectie van zijn broer tijdens diens heldere momenten en van zijn invloed op de koningin tijdens de ziekteperiodes van de koning.
Op die manier wist hij Jan zonder Vrees opzij te zetten.
Met een dreigende inval van de Engelsen als voorwendsel verhoogde hij de belastingen om de opbrengst voor eigen profijt aan te wenden.
Negentig procent van zijn inkomen kwam uit de koninklijke schatkist.
Jan zonder Vrees kreeg het volk op zijn hand door belasting verminderingen en hervormingen van het beleid te beloven.
De moord op Lodewijk was het begin van de burgeroorlog. Karel van Orléans wilde zijn vader wreken en bij zijn huwelijk met Bonne, de dochter van Bernard VII van Armagnac, vormde hij een bondgenootschap tegen de hertog van Bourgondië, samen met zijn schoonvader, de hertogen van Berry en Bourbon en Bretagne, Jan van Berry, Lodewijk II van Bourbon en Jan V van Bretagne, en met de graaf van Alençon, Jan I van Alençon.
Bernard VII ondernam met huurlingen, die hij rekruteerde in het zuiden, strooptochten tot in de directe omgeving van Parijs, maar werd op 9 november 1411 verslagen door Jan zonder Vrees in Saint-Cloud.
In 1413 slaagde Jan zonder Vrees erin om de Parijzenaars in opstand te laten komen en de macht te grijpen, maar door het schrikbewind dat werd gevoerd door zijn medestanders, de Cabochiens, kwam de bevolking massaal in opstand en konden de Armagnacs weer de macht grijpen.
De Engelsen maakten van de gelegenheid gebruik om beide partijen tegen elkaar op te zetten door het afsluiten van verdragen of het afkopen van hun neutraliteit.
Zo sloten de Armagnacs in 1412 een verdrag met Hendrik IV van Engeland waarbij ze hem de Guyenne afstonden en hem erkenden als soeverein van Poitou, de Angoulême en de Périgord. Jan zonder Vrees van zijn kant ontzag de Engelsen, omdat hij de wol leveringen in het rijke Vlaanderen niet in gevaar wou brengen.
In 1415 hervatten de Engelsen de vijandelijkheden. Jan zonder Vrees bleef rustig toekijken toen het Franse leger, dat voornamelijk bestond uit aanhangers van de Armagnacs, bij Azincourt verpletterend werd verslagen.
Door verraad werd op 29 mei 1418 Parijs opnieuw ingenomen door medestanders van Jan zonder Vrees. Vele Armagnacs, waaronder Bernard VII, werden door het gepeupel vermoord. Jan zonder Vrees begon onderhandelingen met de Engelsen en leek bereid de aanspraken van de Engelse koning op de Franse troon te gaan steunen.
De dauphin Karel VII zocht toenadering tot Jan zonder Vrees, die op dat moment een groot deel van Frankrijk in zijn macht had, en er werden onderhandelingen tussen beide partijen opgestart.
Bij een van die ontmoetingen, op 10 september 1419, werd Jan zonder Vrees vermoord op de brug van Montereau-Fault-Yonne.
Elk vergelijk werd daardoor onmogelijk en Frankrijk dreigde ten onder te gaan.
Philips de Goede, de zoon van Jan zonder Vrees, verbond zich met de Engelsen.
Het gevolg van dit alles was, dat Isabella van Beieren met Hendrik V van Engeland in 1420 het Verdrag van Troyes sloot dat bepaalde dat Karel VI na zijn dood opgevolgd zou worden door de zoon geboren uit het huwelijk van Hendrik V en Catherina van Frankrijk, de dochter van Karel VI en Isabella van Beieren. De dauphin, Karel VII, werd van de opvolging uitgesloten, maar de meerderheid van de Franse adel verzette zich hiertegen.
Bij de dood van Karel VI in 1422 had Frankrijk geen koning meer die gezalfd en gekroond was in Reims.
Engeland eiste de kroon op voor Hendrik VI, die op dat moment nog geen jaar oud was.
De dauphin van zijn kant twijfelde zelf aan zijn afkomst en aan zijn rechten op de troon.
Met het verdrag van Troyes had zijn moeder zich trouwens akkoord verklaard met het verlies van zijn rechten.
Ook wat betreft het grondgebied was de situatie ongunstig voor hem.
Het zuidoosten en het grootste deel van het noorden van het land waren onder Engelse controle met uitzondering van het onafhankelijke Bretagne. Bretagne zou niettemin een belangrijke rol spelen op het einde van de Honderdjarige oorlog door de blokkade van Bordeaux.
In deze voor de dauphin uitzichtloze situatie zou Jeanne een doorbraak forceren.