top of page

Zweegers-machines familie imperium


Hoe de zoons van Pietje Zweegers Geldrop op de wereldkaart zetten: een familiebedrijf in de ‘meneren-tijd’

GELDROP

,,Wij bleven gelijk in alles.

Zeer zeker in salaris.

Het was altijd ‘wij', nooit ‘ik’.


En dat hebben we 40 jaar volgehouden", het zijn woorden die ‘meneer Tony’ in de jaren 80 schreef in zijn herinneringen aan het Geldropse familiebedrijf.

Hij was een van de vier broers Zweegers die de gelijknamige Geldropse


landbouwmachinefabriek groot maakten.

Vorig jaar overleed de laatste van de gebroeders.

Een inkijkje in het succesverhaal van vier broers uit Geldrop.


Zaaimachines, aardappelsorteerders, maisdorsers, kunstmeststrooiers, cirkelhooiers en hooibouwmachines. Behalve akker verbouwende boeren en veehouders zullen niet veel mensen er bijster geïnteresseerd in zijn. Onterecht; want achter de machinale landbouwreuzen uit Geldrop schuilt een prachtig verhaal.

Een verhaal over pionieren, uitvinden, avontuur en de liefde binnen een famillie: de familie Zweegers.

Een week na zijn overlijden in 1948 herinnert zoon Tony zich dat zijn vader, Piet Zweegers, hem op zijn sterfbed iets in het oor fluisterde: ,,In de la van het bureau”.

Het waren zijn laatste verstaanbare woorden.

Uiteindelijk vindt de zoon onder de bureaulade een schriftje.

Zo'n gewoon schoolschriftje, met potlood volgeschreven.

In eenvoudige woorden geeft de vader hierin zijn zoons raad over het samen leiden van een bedrijf.

,,Het gaat er alleen maar om dat je eerlijk bent tegenover elkaar", staat er onder meer.

En: ,,Laat zoveel mogelijk de vrouwen er buiten.”

Voor de negen kinderen van Geldroppenaar Piet Zweegers (geboren 1880) zou het schriftje voor altijd een leidraad zijn.

Vooral voor de zoons Jan, Piet, Tony en André.

Want zij vieren waren het die het bedrijf van hun vader voortzetten. Het landbouwmachinebedrijf waar de ene na de andere uitvinding en innovatie vandaan zou komen en waar een revolutionaire manier van maaien bedacht werd die tot op de dag van vandaag wereldstandaard is. In 1937 had vader Zweegers zijn compagnon Jac van der Putten bij de door hen opgerichtte landbouw machinefabriek aan de Eindhovenseweg uitgekocht.

Het geld daarvoor (5000 gulden) leende baron Van Tuyll van Serooskerken hem: ,,Want jij , Piet Zweegers,bent een godvrezend en rechtschapen man", had de baron hem in 1937 onder het genot van een goed glas rode wijn gezegd. Tot 1980 bouwden de vier zoons het bedrijf dan al verhuisd naar de Nuenenseweg verder uit.

Daarna verkochten ze het in fases.

Uiteindelijk werd Zweegers onderdeel van de Kuhn groep.

Internationaal marktleider op het gebied van landbouwwerktuigen.

Er werken 5000 mensen.

Bij Kuhn Geldrop (inmiddels 16 ha)zijn circa 350 medewerkers. Hier worden nog steeds balenpersen, balenwikkelaars, trommelmaaiers en maïshakselaars ontwikkeld en geproduceerd.

De herinnering aan de Geldropse ondernemer en zijn vier zoons wordt er gekoesterd.

Het verhaal van Zweegers lijkt wel wat op dat van Philips.

Een gouden combinatie van ondernemerszin, commercieel talent en uitvindersgeest.

Verdeeld over broers die elkaar aanvullen en respecteren.

Met de tijd mee: er moet nog heel veel uitgevonden worden en mensen krijgen steeds meer te besteden.

En het is de tijd waarin directeuren nog ‘meneren’ zijn van wie de autoriteit niet wordt betwist. Bij Philips was meneer Gerard de uitvinder , meneer Anton de verkoper en zijn zoon meneer Frits de verbinder. Bij de gebroeders Zweegers was vader Piet de grondlegger, zoon meneer Piet de uitvinder, meneer André de financiële man en de verbinder, meneer Jan de handelaar en meneer Tony het commerciële talent.

Het was die laatste die eind jaren 80 de geschiedenis van het gezin en het familiebedrijf opschreef.

Met de bedoeling er ooit een boek van te maken.

Tot nu toe is het nog steeds een stapel van 137 getikte velletjes A4.

Een kopie ervan ligt in het archief van de Vereniging van Oud-medewerkers Zweegers.

En Geldroppenaar Albert Verhagen is daar schatbewaarder. Tony Zweegers schrijft zoals hij vertelde Verhagen noemt de gebroeders nog steeds ‘meneer’.

En van het verhaal van ‘meneer Tony’ kent hij hele stukken uit het hoofd.

Maar dat is begrijpelijk.

Want Tony Zweegers schrijft zoals hij vertelde en hij weet daarmee de aandacht van de lezer te vangen en vast te houden.

De rode draad is het chronologisch verhaal over het gezinsleven en het bedrijf.

Maar als hem een anekdote te binnen schiet, schrijft hij die ook meteen op:,,Ik wil u dit graag vertellen.

Want vertellen is gezelliger dan uiteenzetten", schrijft hij bijvoorbeeld.

Of: ,,Verder in het boek komen we Harry Wijnacker nog heel dikwijls tegen".

Of, na een anekdotisch zijspoortje: ,,Dit moest even tussendoor".

En: ,,Vooraleer we afscheid van hem nemen, wil ik nog een paar van zijn anekdotes vertellen.

” Het zijn vooral die anekdotes over het bourgondisch zaken doen, de euforie na een succesvolle introductie van een nieuwe machine maar ook de hilarische en soms tragische mislukkingen en onverkwikkelijke botsingen die blijven boeien.

,,Als meneer Tony ging staan om iets te zeggen, kon je meteen al een speld horen vallen", weet Verhagen nog. ,,Iedereen hing aan zijn lippen".

Zelfs Tony zelf stond soms te kijken van zijn eigen redenaarskwaliteiten.

Bijvoorbeeld toen hij namens de firma een week na het overlijden van de vader voor de rechter stond. In de werkplaats van Zweegers was een aluminium gieterij opgericht.

Zonder vergunning.

De rechter had het over een boete van 1500 gulden, zo schrijft Tony, en hij schrikt zich een ongeluk want dat is in die tijd een enorm bedrag. ,,Toen begon ik het eerste pleidooi van mijn leven", schrijft hij.

Hij vertelt de rechter over het ondernemen in tijden van schaarste, over de ziekte en het overlijden van de vader en over de grote druk die dat legt op de nog zo jonge (tussen de 18 en 27) broers.

,,Ik kreeg van mijn eigen pleidooi tranen in mijn ogen", aldus Tony, die even later met een boete van slechts 25 gulden aan de broek de rechtbank uit wandelt. We hebben afgesproken in een (door corona) leeg restaurant, waarin we met voldoende afstand een gesprek kunnen voeren over de herinneringen aan de Zweegers-broers.

Albert Verhagen wordt vergezeld door Rolf Zweegers.

De ordner met de 137 pagina's van Tony Zweegers ligt tussen ons in op tafel.

Rolf is de zoon van Tony (1922-2003). ,,Mijn vader had een fenomenaal geheugen", vertelt hij.

,,Hij wist van alle medewerkers de naam". Dan hebben we het over André.

De jongste broer (1929-2020), die als laatste bij het bedrijf kwam.

Hij was het die de klanten (importeurs) binnen haalde: Madame Bilger die Zweegers markleider maakte in Frankrijk, Johan Erichleb in Oostenrijk, Mario Roveda in Italië, Jozeph Murphy in Ierland (Tipperary).

Die laatste werd een van de rijkste mannen van het land met de landbouwmachines van Zweegers.

,,Bijna iedere boer in Ierland heeft een Zweegers", schrijft een trotse Tony Zweegers in zijn herinneringen.

De verhalen over de reizen van de vier broers naar (mogelijke) Zweegers-importeurs en landbouw tentoon stellingen in het buitenland zijn legendarisch, vertellen Rolf Zweegers en Albert Verhagen.

Vooral die in de jaren vijftig en zestig.

Als de vier samen in één auto (het ‘Ford Prefectje’) in een rustig gangetje (dat hadden ze afgesproken) over binnenwegen (dan kon je veel akkerland zien) van Europa naar Wenen, Verona en Parijs reden.

Tony schrijft: ,,En ‘s avonds bij een glaasje wijn, meestal in Frankrijk, werden nieuwe machines geboren.

Deze reizen hebben heel veel vruchten afgeworpen.

Onze verstandhouding was heel goed.

We hebben ontzettend veel gelachen.” Toen we bij het huis aan kwamen werden we een prachtige salon binnen geleid.

Een indrukwekkende salon, wat was het er mooi.

Er hingen grote schilderijen van de diverse generaties.

Wij waren diep onder de indrduk.

Vooral toen zijn vrouw binnenkwam.

Dit zijn nu die Hollanders en de machine is perfect, dus drinken we er champagne op schat.

Mevrouw trok aan een koord en onmiddellijk kwam er een meisje in zwart en wit gekleed haar orders opnemen. Nooit meer heeft de champagne zo heerlijk gesmaakt.

We kregen er ook nog lekkere hapjes bij en halen we herinneringen op... Ze hebben het over Jan.

De oudste van de vier.

Met zijn neus voor handel.

Die -zeker in de begintijd- links en rechts ‘partijtjes van van alles’ op de kop wist te tikken.

En die bij een geslaagde handel aan het einde van de maand met een pak geld bij de fabriekspoort ging staan en iedere werknemer liet meedelen in de winst.

Jan, die hield van het leven en van een pilsje,die 'waar goed met zijn mensen’ e


n die al op zijn 14e als lasser bij het bedrijf begon. Al spoedig kwamen er verbeterin­gen in de fabricage­me­tho­des.

Alls werd vlugger en handiger gemaakt dankzij Piet.

Eigenhan­dig maakte hij hele dorskasten voor de loonwer­kers.

Het waren werkelijk pronkstuk­ken als ze de fabriek uitgingen. Maar welk verhaal de twee ook opdiepen, eigenlijk is de grote verbindende factor het vernuftig denkvermogen en technisch inzicht van broer Piet.

Misschien was hij wel de onmisbaarste.

De Gerard Phlips van Zweegers.

Hij had al een nieuwe maisdorsmachine (Omados, onze mais dorser) bedacht, wonderen verricht met zaaimachines en een betere snelhooier uitgevonden (,,onze doorbraak in Europa", aldus Tony Zweegers).

En toen, in 1964, kwam boer Morsing uit Nuenen met een verzoek: ,,Prakkezeer maar eens over een nieuwe maaibalk", zei die.

,,Iedere boer vindt maaien een ramp". De cyclomaaier wordt geboren....

Door het toenemend gebruik van kunstmest was het gras almaar dikker en stugger geworden.

Alle maaimachines tot die tijd werkten zoals een tondeuse met langs elkaar schuivende messen.

Gevolg: een doorlopend stroppend proces.

De boeren werden er gek van.

In zijn herinneringen beschrijft Tony hoe de broers aan tafel in de boerderij van Morsing aan de koffie zitten. Piet krabbelt wat op een stukje papier. ,,Nu heb ik iets in m'n kop dat wel eens zou kunnen werken", zegt hij en hij komt met het concept met de ronddraaiende trommels waaraan de mesjes los zijn opgehangen: de cyclomaaier is geboren. Tony Zweegers schrijft: ,,De maandag daarop legde hij zijn gedachten nog eens aan ons voor.

Hierbij waren ook Harry Wijnacker en en Jan Collart.

We waren met z'n alleen heel enthousiast.

Er werd besloten direct een proefapparaat te gaan maken.

Het was een zonnige morgen rond half 11 dat we met een klein groepje op ons proefweitje waren.

De spanning was natuurlijk groot.

Geert Verrest zat op de trekker en de machine draaide stationair al heel mooi.

Nou, daar gingen we, een proefrit.

Onvoorstelbaar.

Nooit heb ik in mijn verdere leven een machine op het land gezien die voor de eerste keer zo’n succes was als dit wonderbare ding.

Ik zei meteen, jongens, we hebben het eeuwige leven.

Dit is de grootste uitvinding van na de oorlog.” Er zijn overeenkomsten met Philips: de broers, de taakverdeling, het pionieren, de (financiële) ruimte voor vernieuwing en voor groei van mensen met talent.

Het is dan ook geen wonder dat in een club als die van Albert Verhagen de bedrijfscultuur soms bijna wordt verheerlijkt.

Maar waar de Philips-historie uitentreuren verhaald is, is die van Zweegers onontgonnen gebied.

Het verhaal over hoe de lening van 5000 gulden van baron Van Tuyll van Serooskerken uitpakte, is behalve in de 137 A4tjes van meneer Tony, bij de vereniging van oud-medewerkers en binnen de familie Zweegers, nog nergens verteld.

Maar de circa 80 leden van de vereniging van oud-medewerkers van Zweegers blijven er op hopen dat dat verhaal er komt.

En dat de herinnering aan de prestaties van Geldropse vader en zijn zoons gedeeld kan worden.

De A4tjes van meneer Tony, het archief van de vereniging én de herinneringen van de leden zijn er in ieder geval mooie bouwstenen voor.

Albert Verhagen: ,, Ik merk hoe belangrijk het was om te werken in een bedrijf waarin we met z’n allen dat familiegevoel deelden.

Een bedrijf waarin we ons thuis voelden.

Waarin alle neuzen in dezelfde richting stonden.

Waarin iedereen het gevoel had: ik heb bijgedragen aan het succes.

De gebroeders waren er niet bang voor om medewerkers verantwoordelijkheid te geven.

En daardoor konden ze groeien. ” Wij durven dan ook wel te zeggen dat er in Nederland niemand is die zoveel weet van gras als wij.




Het voltallige Zweegerspersoneel in de fabriek aan de Endhovenseweg 1931. Helemaal links Piet Zweegers © Archief Albert Verhagen. ZWEEGERS VAN 1937-1980 1937 Baron Van Tuyll van Serooskerken leent Piet Zweegers 5000 gulden om zijn compagnon uit te kopen en zelfstandig zijn onderneming uit te bouwen. 1940-45 Zweegers (25 werknemers) doorstond de Tweede Wereldoorlog met creatief ondernemen: een maalmolentje voor tarwe en rogge voor huishoudelijk gebruik werd bedacht.

Zodat mensen brood konden bakken.

Met boeren ontstond ruilhandel: reparaties van machines in ruil voor graan, vlees, melk en eieren.

Ondertussen ging het bedenken van machines en het verbeteren ervan gewoon door.

Er kwamen nieuwe uien afstaartmachines, aardappelsorteerders en waterpompen uit de werkplaats. 1948 Piet Zweegers (57) overlijdt.

Zijn zoons Jan, Tony, Piet en André zetten het bedrijf voort. 1957 Succesnummer de PZ snelhooier wordt op de markt gebracht. (PZ staat voor Piet Zweegers) 1964 Piet Zweegers vindt de Cyclomaaier uit.

Een succesnummer dat alle vorige overtreft.

Er komen patenten in 26 landen.

En licenties werden verleend aan de grootste collega-concurrenten. 1970 Introductie van de PZ ‘Strela Haybob’, de best verkochte harkschudder ooit. 1972 De PZ maïshakselaar wordt geïntroduceerd, de eerste hakselaar zonder invoerkettingen. 1978 Bij PZ werken 1.100 mensen. 1980 De vier broers besluiten het bedrijf in fases te verkopen om zo een eerlijke verdeling van de erfenis onder de nieuwe generatie (18 kinderen totaal) mogelijk te maken.

Waaronder Kverneland, Vicon en Kuhn.





Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page