Het Arabisch-Israëlische conflict
Het Arabisch-Israëlische conflict, ook wel het Israëlisch-Arabische conflict genoemd, is de onenigheid en strijd tussen Israël en de omringende Arabische landen en de daarbij betrokken volkeren, waaronder de Palestijnen en de erbij betrokken organisaties.
Het conflict bestaat al sinds de oprichting van Israël en de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 en draait sindsdien om de grenzen van de staat Israël in Palestina en de situatie van de Palestijnse bevolking.
De oorspronkelijke wrijvingen tussen zionistische Joden en de inheemse Arabisch sprekende Palestijnen in Mandaatgebied Palestina, zijn uitgelopen op een conflict tussen de staat Israël en Palestina over het bezit en de grenzen van het grondgebied ten westen van de Jordaan.
De vraag daarbij is of er twee aparte staten moeten komen voor Palestijnen respectievelijk Joden conform het Verdelingsplan van de VN in 1947, óf dat er in het voormalige mandaatgebied een bi-nationale staat (één staat) moet zijn voor zowel de Palestijnen als de Israëli.
Gedurende ongeveer 1600 jaar, tot aan de Romeinse verovering, vormden Joden het hoofddeel van de sedentaire bevolking van Palestina, en gedurende lange perioden daarvan waren zij politiek onafhankelijk. Tijdens de zes eeuwen tussen de Romeinse periode en de Arabische verovering bleven sommige Joden in Palestina wonen, vooral nabij de 'heilige steden' Safed, Tiberias, Hebron en Jeruzalem.
In 637 veroverden Arabische moslims de stad Jeruzalem.
Onder de Arabische regering wisselden periodes van Jodenvervolging af met tolerantie.
Tijdens de kruistochten (1099-1291) vochten Joden meestal aan de Arabische kant, en werden zij eveneens vervolgd door de kruisvaarders.
De daaropvolgende moslimregimes van de Mammelukken (1291-1516) en het Ottomaanse Rijk (1517 tot de Eerste Wereldoorlog) moedigden vaak Joodse immigratie uit Europa aan.[2]
Vanaf de 19de eeuw nam de joodse immigratie toe onder invloed van het zionisme, een beweging die nationalistische inspiratie, religieus fundamentalisme en verontwaardiging over Europese Jodenvervolging combineerde tot het streven naar een Joodse staat op het grondgebied van het oude Palestina.
Rond 1900 ontstonden organisaties die de migratie van Joden naar (Ottomaans) Palestina aanmoedigden en praktische steun boden.
De Russische revolutie van 1905 vormde een verdere bron van Joodse immigranten.
Nadat na de Eerste Wereldoorlog de Britten het mandaat over Palestina hadden gekregen, ontstonden conflicten tussen de Palestijnse inwoners en de voornamelijk zionistische Joodse immigranten, die daar uit andere delen van de wereld naar toe emigreerden.
Op grond van de Balfour-verklaring mocht daar "een tehuis voor Joden" gerealiseerd worden.
Vanwege de massale immigratie was al in 1921 het oostelijke Transjordanië afgesplitst van het totale Britse mandaatgebied. De Britten legden gaandeweg strengere beperkingen op aan Joodse migratie, met vanaf 1939 een totaalverbod; vanaf 1933 kwamen deze maatregelen in conflict met de toenemende druk van Europese Joden die het Nazi-regime ontvluchtten.
Vanaf de vroege jaren 1920 vonden schermutselingen van toenemende ernst plaats tussen Joden en (Arabische) Palestijnen.
Dit culmineerde in de Arabische opstand van 1936-1939, formeel gericht tegen het Britse gezag maar onder meer gevoed door verontwaardiging over Joodse immigratie en Joodse aankopen van land.
Op 14 mei 1948 hadden de zionistische leiders eenzijdig een eigen staat, Israël, uitgeroepen in het Mandaatgebied Palestina ten westen van de Jordaan en zich daarbij een groot deel ervan toegeëigend.
In de daarop volgende oorlogen tussen Israël en de omringende Arabische landen bezette Israël in 1967 het overige gebied waarna de conflicten tussen Israël en de Arabisch-Palestijnse bevolking heviger werden.
Daar werden ook de omringende Arabische landen bij betrokken.
De in 1945 opgerichte organisatie Verenigde Naties, waarin de Verenigde Staten een grote rol spelen, probeert sinds 1947 een oplossing te bewerkstelligen.
Door de jaren heen hebben de strijdende partijen van wisselende landen ondersteuning gehad.
Na de oprichting van de staat Israël werd deze erkend door de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie.
Tijdens de oorlog van 1948 kreeg Israël belangrijke wapenleveranties uit Tsjecho-Slowakije, terwijl Transjordanië (dat haar Arabisch Legioen, geleid door Britse officieren, alleen voor de Oude Stad van Jeruzalem/ al-Quds inzette) door Groot-Brittannië werd gesteund.
Sinds de jaren van de Koude Oorlog ontving Israël steun van Frankrijk (tot de Zesdaagse Oorlog van 1967, toen Charles de Gaulle de hulp stopzette) en daarna van de Verenigde Staten, terwijl de Sovjet-Unie belangrijke steun verleende aan Egypte en Syrië.
Na de Jom Kipoeroorlog verslechterde de relatie tussen Egypte en de Sovjet-Unie en kreeg Egypte militaire steun uit de Verenigde Staten, evenals Jordanië. Hamas en Hezbollah worden door Iran met wapenleveranties ondersteund.
In de Arabische wereld is Israël alleen erkend door Egypte, Jordanië en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). Sinds de oprichting van de Arabische Liga in 1945 wordt Israël door andere Arabische landen geboycot.[bron?] Sinds de Zesdaagse oorlog (1967) tot 2014 kreeg Israël meer dan 121 miljard dollar aan militaire steun van de Verenigde Staten.
In september 2016 werd bekend dat de VS, onder voorwaarden, verspreid over de komende tien jaar 38 miljard dollar steun aan Israël zou gaan geven.
Resoluties van de Verenigde Naties om tot een oplossing te komen voor het conflict zijn niet of nauwelijks nagevolgd. Israël wordt meest gesteund door de Verenigde Staten.
In de loop der jaren leek de verstandhouding tussen Israël en diverse Arabische staten enigszins te verbeteren. In de jaren 70 kwamen de Camp David-akkoorden met Egypte tot stand en in 2020 knoopten Israël en de Verenigde Arabische Emiraten diplomatieke banden aan.
Op 31 augustus 2020 maakten Israëlische en Amerikaanse topfunctionarissen voor het eerst een vlucht van Tel Aviv naar Abu Dhabi voor besprekingen over het aanknopen van meer betrekkingen tussen Israël en de VAE. De vlucht heette historisch omdat voor het eerst vanuit Israël door het luchtruim van Saudi-Arabië werd gevlogen.
Ook met Bahrein werd een soortgelijk akkoord gesloten die gezamenlijk de Abraham-akkoorden werden genoemd.
Op 15 september werden deze akkoorden getekend in het bijzijn van toenmalig Amerikaans president Donald Trump.
Eind 2020 werden ook diplomatieke banden aangeknoopt met Marokko en Soedan.
Comments