top of page

Karl Marx (1818-1883)

Karl Marx (Trier, 5 mei 1818 – Londen, 14 maart 1883) was een Duitse denker die veel invloed had op de (politieke) filosofie, de economie, de sociologie en de historiografie.

Hij was een grondlegger van de arbeidersbeweging en centrale figuur in de geschiedenis van het socialisme en het communisme.

Marx woonde en werkte in Duitsland, Frankrijk, België, Nederland en Engeland.

Zijn bewogen leven deelde hij met zijn vrouw Jenny von Westphalen en met zijn vriend Friedrich Engels, die hem zijn hele leven steunde – ook financieel – en die na Marx' dood zijn werken persklaar maakte.

Als Marx' belangrijkste werk wordt meestal Das Kapital (of in het Nederlands: Het Kapitaal) beschouwd. Daarnaast is zijn Communistisch Manifest (met Friedrich Engels) wereldberoemd.

Op het werk en de denkbeelden van Karl Marx (en Friedrich Engels) is het marxisme gebaseerd.

Karl Marx werd geboren op 5 mei 1818 in Trier als zoon van de advocaat Heinrich Marx (1782 - 1838) en Henriëtte Presburg.

Henriette Presburg was geboren en getogen in Nijmegen.

Dat Marx ten minste één keer daadwerkelijk in Nijmegen was, blijkt uit een brief van zijn ouders uit 1836.

Hij was toen 17 jaar en studeerde rechten in Bonn.

Trier gold als de meest kosmopolitische streek van Duitsland, omdat het tot 1814 bij het Eerste Franse Keizerrijk had gehoord.

In de streek heerste een economische terugval, door de slechte prestaties van de lokale wijngaarden.

Een vierde van de bevolking leefde van de armensteun, en socialistische theorieën als die van Saint-Simon en Fourier vonden aanhang.

Marx' ouders waren oorspronkelijk joods en stamden beiden uit rabbijnengeslachten.

Heinrich Marx heette voorheen Hirschel Mardochai, maar bekeerde zich tot het protestantisme en veranderde zijn naam omdat het, nadat het voordien tot Napoleons keizerrijk behorende Trier in 1815 bij het reactionaire Pruisen kwam, als jood voor Heinrich onmogelijk werd in staatsdienst te blijven werken.

De bekering was voor vader Marx geen grote stap; hij was liberaal, beïnvloed door de Franse Revolutie, geen belijdend jood en achteraf waarschijnlijk ook geen belijdend christen.

Karl groeide op in een gezin dat een zekere welstand genoot, maar niet rijk was.

Karl voltooide het gymnasium in Trier in 1835.

Het voor zijn examen geschreven opstel "Beschouwing van een jongeling over de keuze van een beroep" is bewaard gebleven.

In oktober 1835 ging Marx rechten studeren aan de universiteit van Bonn.

Daar kwam van studeren niet veel terecht omdat hij meer tijd besteedde aan het studentenleven.

Na een jaar besloot Karls vader dat het beter voor hem was, in Berlijn te gaan studeren, aan de universiteit van Berlijn, die wat beter aangeschreven stond dan die van Bonn.

Ondertussen verloofde Karl zich (aanvankelijk in het geheim) met Jenny von Westphalen.

In Berlijn kreeg de jonge Marx meer belangstelling voor intellectuele zaken, en stapte hij over van rechten naar filosofie.

Hij verdiepte zich in de ideeën van Immanuel Kant en Johann Gottlieb Fichte, maar raakte vooral zeer sterk onder de invloed van Georg Hegel.

Hegel zelf was in 1831 overleden, maar zijn filosofie beheerste de universiteit na zijn dood nog sterker dan bij zijn leven.

Er tekenden zich onder zijn leerlingen verschillende stromingen af.

Sommige waren zeer conservatief (de Hegeliaanse filosofie gold in die tijd nog als de Pruisische staatsfilosofie), maar er waren ook linkse leerlingen.

Aan deze laatste, die wel de jong-Hegelianen genoemd worden, voelde Marx zich verwant: Bruno Bauer, Arnold Ruge.

Zij waren vooral kritisch wat betreft de religie.

Marx besloot om niet in Berlijn op zijn proefschrift te promoveren, omdat het slecht ontvangen zou worden, vanwege zijn negatieve reputatie als jong-Hegeliaan.

Hierdoor ging Marx naar de Universiteit van Jena en promoveerde daar in 1841 op "Het verschil tussen de natuurfilosofie van Democritus en Epicurus".

Na het beëindigen van zijn studie verhuisde Marx naar Bonn.

Hij hoopte hier op een aanstelling als universitair docent.

Dat lukte hem in het conservatieve Bonn echter niet. Marx werd toen journalist.

Gedurende de jaren na 1867 verschenen nog enkele belangrijke werken, waaronder in 1871: De Burgeroorlog in Frankrijk.

In 1872 woonde Marx het congres van de Internationale in Den Haag bij.

Pas in 1970 wordt de volledige tekst gepubliceerd van een stuk dat Marx in 1875 schreef naar aanleiding van de oprichting van de Duitse sociaaldemocratische partij:

de Kritiek op het Program van Gotha.

Toen op 2 december 1881 zijn vrouw Jenny overleed, was Marx zelf te ziek om haar begrafenis bij te wonen.

Friedrich Engels sprak aan haar graf:

"Ik behoef niet van haar persoonlijke eigenschappen te spreken.

Haar vrienden kennen haar en zullen haar niet vergeten.

Zo er ooit een vrouw geweest is, wier grootste geluk het was, anderen gelukkig te maken, dan was het deze vrouw."

En Engels voelde het goed aan toen hij op die sterfdag van Jenny Marx zei: "De Moor is ook gestorven" ("De Moor" was een bijnaam van Marx).

Op 11 januari 1883 overleed plotseling Marx' dochter Jenny.

Die klap kwam hij niet meer te boven: op 14 maart overleed Karl Marx.

Toen de huisvrouw aan Marx op zijn sterfbed vroeg wat zijn laatste woorden waren, antwoordde die: "Maak dat je wegkomt, laatste woorden zijn voor idioten die nog niet genoeg gezegd hebben!".

Op 17 maart werd hij bijgezet in het graf op 'Highgate', aan de noordkant van Londen.

Ook nu sprak Engels aan het graf:

"....Want Marx was voor alles revolutionair.

Mede te werken, op deze of gene wijze, aan den val van de kapitalistische maatschappij en de door haar geschapen staatsinrichtingen, mee te werken aan de bevrijding van het moderne proletariaat, aan wie hij het eerst het bewustzijn van zijn eigen positie en zijn behoeften, het bewustzijn van de voorwaarden voor zijn bevrijding gegeven had – dat was zijn werkelijke roeping.

De strijd was zijn element.

En hij heeft gestreden met een hartstocht, een taaiheid, een succes als weinigen....."

"En daarom was Marx de meest gehate en meest belasterde man van zijn tijd.

Regeringen, absolute zowel als republikeinse, wezen hem uit, bourgeois, conservatieve en uiterst-democratische, logen als om strijd hun lasteringen over hem.

Hij schoof dat alles opzij als spinrag, sloeg er geen acht op en antwoordde slechts als er volstrekte noodzaak bestond.

En hij is gestorven, vereerd, bemind, betreurd door miljoenen revolutionaire medearbeiders, die van de Siberische mijnen af over heel Europa en Amerika tot in Californië toe wonen en ik kan het ronduit zeggen: hij had wellicht nog menige tegenstander, maar nauwelijks nog één persoonlijke vijand."

"Zijn naam zal door de eeuwen voortleven en zo ook zijn werk."

Marx' denken beslaat uiteenlopende gebieden: filosofie, geschiedenis, politiek en economie. In zijn werk integreerde Marx op originele wijze de gedachten van diverse grote denkers vóór hem.

Marx zelf stelde al zijn filosofische en wetenschappelijk werk in dienst van één politiek-filosofisch doel: de bevrijding van de onderdrukte klassen in het kapitalisme, en daarmee de opheffing van de vervreemding die dit systeem in stand houdt.

In zijn manifest geeft hij een historische beschouwing van, wat hij ziet, als een eeuwenlange klassenstrijd. In de overgang van de Middeleeuwen naar de moderne tijd zijn met de Bourgeoisie of burgerij en de arbeiders nieuwe maatschappelijke klassen ontstaan.

Daarbij zag Marx een enorm toegenomen welvaart als gevolg van de Industriële Revolutie bij de Burgerij die door het bezit van, vaak grote, ondernemingen veel economische macht en rijkdom kenden.

Marx zag dat vooral de machines steeds vaker arbeiders vervingen.

Marx' vroege werk was vooral filosofisch van inslag, en is sterk beïnvloed door het dialectische denken van de Duitse filosoof Hegel.

Hegel combineerde Verlichting en romantiek, en stelde daarbij het verloop van de geschiedenis centraal: deze is volgens hem het ontvouwen van de rede, die hij als een reële kracht buiten de mens beschouwde.

De geschiedenis van de rede voltrekt zich bij Hegels geschiedfilosofie in stadia van langzame kwantitatieve groei, onderbroken door dialectische sprongen, waarin kwalitatieve verandering optreedt. Elke nieuwe kwaliteit draagt echter de kiemen van haar eigen ondergang in zich, en zal hierdoor uiteindelijk opgeheven worden.

Deze filosofie krijgt een politieke neerslag in de ontwikkeling van de staat.

Deze is, volgens Hegels Lezingen over de filosofie van de geschiedenis, een afspiegeling van de rede en de belichaming van de wet.

De laatste grote dialectische sprong was de Franse Revolutie geweest, die voor het eerst politieke vrijheid had gebracht.

Deze had echter de kiemen in zich gedragen van de Terreur, die op de grenzen van de vrijheid had gewezen.

Het beste bewind, volgens Hegel, was een compromis van vrijheid en repressie.

Hij vond dit compromis, en daarmee de culminatie van de wereldgeschiedenis, in de Duitse natie en de staat Pruisen.

De paradox in Hegels denken tussen enerzijds vooruitgang als centraal begrip en anderzijds het "einde van de geschiedenis" bij de repressieve Pruisische staat verdeelde zijn volgelingen in de liberale jong- of links-hegelianen en de conservatieve oud- of rechts-hegelianen.

Marx nam van Hegel het denken in termen van proces en ontwikkeling over en bleef altijd schrijven in het filosofische jargon van de hegelianen, maar hij verwierp de metafysische en mystieke elementen in Hegels filosofie.

Voor Marx bestond er geen rede onafhankelijk van het menselijk subject, waarmee hij zich een seculiere humanist betoont:

"De geschiedenis is niet iets als een individueel persoon dat mensen gebruikt om zijn doelen te bereiken.

De geschiedenis is niets anders dan de daden van mensen die worden gebruikt om hun doeleinden te bereiken."

Of mensen misbruiken het systeem om rijker te worden zolang het kan... en zo hun doel te bereiken.

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page