top of page

Mata Hari

Mata Hari, pseudoniem van Margaretha Geertruida (Griet) Zelle (Leeuwarden, 7 augustus 1876 – Vincennes, 15 oktober 1917), was een Nederlands exotisch danseres.

Ze werd door de Fransen schuldig bevonden aan spionage en gefusilleerd.

Margaretha Zelle werd geboren aan de Kelders in Leeuwarden als dochter van Adam Zelle (1840-1910), een winkelier in hoeden, en Antje van der Meulen (1842-1891).


Tot haar 13e kreeg ze Franse, Duitse en Engelse privélessen.

In de periode 1883-1889 woonde ze in de Grote Kerkstraat.

Haar vader ging in 1889 echter failliet, en kort daarna scheidden haar ouders van tafel en bed.

Twee jaar later verloor ze haar moeder, waarna Margaretha op 15-jarige leeftijd bij haar peetoom in Sneek moest gaan wonen.

Haar vader hertrouwde in Amsterdam op 9 februari 1893 met Susanna Catharina ten Hoove.

Zelle kwam na de scheiding in Leiden terecht.

Daarna woonde ze bij een oom in Den Haag. Ze volgde in Leiden een opleiding tot kleuterleidster, maar toen de directeur avances begon te maken, werd ze door haar oom van de opleiding gehaald.

Zij was de tante van de dominee Johannes Hendrikus Zelle.



Op haar 18e reageerde Zelle op een contactadvertentie in de krant van de KNIL-kapitein Rudolph MacLeod.

Zelle had, naar eigen zeggen, van jongs af aan al een voorliefde voor mannen in uniform gehad en mannen die niet tot het leger behoorden hadden haar nooit geïnteresseerd.

Letterlijk zei ze: “de officier is in mijn ogen een hoger wezen, een held, steeds bereid tot het trotseren van allerlei gevaren en tot het beleven van avonturen.”

MacLeod was een lid van de Nederlandse tak van de Schotse familie MacLeod, waarvan de stamreeks in Nederland begint met Norman MacLeod (circa 1690-1739).

Hij was op 1 maart 1856 geboren te Heukelum, als zoon van kapitein John Brienen MacLeod en Dina Louise barones Sweerts de Landas.

Ze trouwde met hem op 11 juli 1895 in Amsterdam; MacLeod was twintig jaar ouder.

Het huwelijk was belangrijk voor Zelle het bracht haar in de Haagse 'betere standen' en ze verwierf financiële stabiliteit.

In 1897, het jaar dat ze moeder werd van Norman John MacLeod, vertrok het gezin MacLeod naar Nederlands-Indië.

Op 2 mei 1898 werd te Malang (Java, Indonesië) hun dochter Louise Jeane MacLeod geboren.

Zelle trok tijdelijk in bij de familie Van Rheede, een ander Nederlands officiersgezin. Maandenlang bestudeerde ze de Indische tradities en cultuur.



Ze werd ook lid van een lokale dansgroep.

In 1897 gebruikte ze voor het eerst de artiestennaam 'Mata Hari', Maleis voor Oog van de dageraad ofwel zon.

Op 28 juni 1899 overleed hun zoon Norman John te Medan, waarschijnlijk door vergiftiging. Wegens toenemende huwelijksproblemen besloot het echtpaar MacLeod in 1902 naar Nederland terug te keren.

Nog datzelfde jaar volgde een scheiding van tafel en bed.

De echtscheiding werd uitgesproken bij vonnis van de Arrondissements-Rechtbank te Arnhem op 26 april 1906 en ingeschreven te Rheden op 10 juni 1907.

In 1903 vertrok Zelle naar Parijs, waar ze een tijdje als amazone optrad in een circus onder de naam Lady MacLeod en waar ze de kost verdiende als schildersmodel.

Begin 1905 begon ze met het opvoeren van de exotische dansen waarmee ze uiteindelijk beroemd zou worden.

Ze nam nu permanent de naam Mata Hari aan.

Ze debuteerde op 13 maart 1905 met haar act in Musée Guimet en haar optredens werden meteen een succes.

Die voorstellingen hielden in dat Mata Hari danste, begeleid door gamelanmuziek, en zich vervolgens van het ene na het andere kledingstuk ontdeed; voor een ogenblik zag men haar dan ronddraaien, slechts bedekt door de zware gouden munten van haar collier.

Vervolgens zonk zij ineen aan de voeten van een gouden boeddha en wie


rpen haar dienaressen een grote zwarte sluier over haar heen.

De dans werd in 1906 beschreven als: “haar naaktheid is bewonderenswaardig en kuis, omdat hij schoon is.

De volmaaktheid der vormen schenkt hoog kunstgenot aan hen die het voorrecht hebben deze dansen te aanschouwen en geen enkel idee dat niet zuiver-esthetisch was, kwam daarbij bij hen op.”

Een ooggetuige schreef hierover: “Ik heb haar gezien, jaren geleden, in haar bloeitijd, als je het zo mag noemen.

Zij was toen een verblindend mooie vrouw en zij maakte een parodie van de karaktervolle Indische dans, maar dat merkten de Fransen niet eens.

Zij was een rijpe vrouw, mooi, van een wellustige zinnenbedwelmende schoonheid.”

Mata Hari verscheen op kunstenaarsfeesten te Montmartre en in voorname salons van de internationale wijk (tussen de Champs-Élysées, de Arc de Triomphe en de Bois de Boulogne), waarbij zij met een zwaar accent sprak en vaak de conversatie begon met de zin: “In mijn jeugd, toen ik voor de radja's danste, aan de oevers van de Ganges...”

Zij werd beschreven als: slank, groot en weelderig van vormen, met een klassiek profiel en met te grote zwarte ogen, haar huid van een lichte goudachtige bronskleur.

Nadat de Gil Blas een lovende beschrijving van haar danskunst had gegeven, begon Mata Hari spoedig daarna op te treden in de Ambassadeurs, een variététheater, en vervolgens in allerlei Parijse cafés; tussendoor gaf zij gastvoorstellingen in enkele steden in Europa en Amerika, waaronder optredens in Wenen, Monaco, Madrid en zelfs de Scala in Milaan.

In 1915 trad zij in Nederland op bij een opvoering van de Franse opera op het Leidsche Plein in Amsterdam. In deze tijd hadden de geruchten over haar fabelachtige rijkdom, dat zij leefde in een kasteel dat eens aan Madame de Pompadour had toebehoord, en dat zij bij het uitbreken van de oorlog in Berl


ijn was geweest, waar zij in moeilijkheden zou zijn gekomen, het publiek in Amsterdam al bereikt.

Mata Hari zou tijdens de voorstelling verschijnen in een oude Franse menuet met muziek van Couperin en trad op in een laat-achttiende-eeuwse japon.

De dans stelde verschillende liefdes-scènes voor, maar het publiek was enigszins teleurgesteld dat zij niet had opgetreden in de gewaden die men uit de verhalen uit Parijs kende.

Over Mata Hari deden talloze geruchten de ronde.

Zo zou zij een financier, geparenteerd aan een politicus, die herhaaldelijk minister was geweest, als slachtoffer hebben gehad.

Deze financier zou binnen enkele maanden voor Mata Hari zijn vrouw en kinderen tot armoede hebben gebracht en uiteindelijk malversaties hebben gepleegd, waarvoor hij tien jaar gevangenisstraf kreeg.

Mata Hari stond aldus bekend als een vrouw die, om haar spilzucht de vrije teugel te kunnen laten, de rijken tot haar slachtoffers maakte en die geen scrupules kende om haar ijdelheid, haar honger naar weelde en al haar impulsen te bevredigen.

Geruchten deden de ronde dat zij een zeer kostbare renstal met paarden had bezeten en toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, dit huis verkocht had.

Omdat zij niet zou hebben gewild dat haar lievelingsrenpaard in handen zo


u vallen van de vijand, zou zij het dier, Vischnu, met een gouden stilet in het hart gedood hebben.

De gedachte dat zij een spion zou zijn, was eerder al bij de Engelsen opgekomen.

In mei 1916 vertrok Mata Hari met het schip Zeelandia naar Spanje; zij had door bemiddeling van haar impresario in San Sebastian en ook elders een engagement aangenomen.

Op reis van Vigo, waar zij aan boord gekomen was, naar Falmouth per Hollandia, van de Koninklijke Hollandsche Mail, werd zij te Falmouth gevisiteerd.

Men gaf haar geen verlof om verder te reizen, maar bracht haar onder geleide naar de wal, waar zij en haar bagage aan een ernstig onderzoek werden onderworpen.

Zelfs de panelen van haar hut werden losgemaakt.

Mata Hari zelf zei dat een mannelijke begeleider, die zij gedurende de reis aan boord onaardig behandeld zou hebben, haar had aangegeven bij de douane.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Nederland neutraal.

Dit betekende voor Mata Hari dat ze, gezien haar Nederlandse nationaliteit, vrij over de grenzen mocht reizen.

Op het moment van de oorlogsverklaring aan Frankrijk verbleef zij te Berlijn, waar zij in politieke, militaire en politiekringen verkeerde.

Uiteindelijk ging ze naar Frankrijk via het Verenigd Koninkrijk en Sp


anje.

Haar vele reizen trokken de aandacht, evenals het feit dat ze relaties had met veel hoge militairen.

In een aantal interviews met de officieren van de British intelligence beweerde ze zelfs een geheim agente te zijn voor de Franse militaire geheime dienst.

In januari 1917 zond de Duitse militaire attaché in Madrid een radiobericht naar Berlijn, waarin hij sprak van waardevolle informatie die hij zou hebben gekregen van een spion met de codenaam H-21, ofwel Mata Hari.

Opvallend genoeg werd dit bericht verzonden in een code waarvan de Duitsers wisten dat de Fransen hem reeds hadden gebroken, en het bericht dus makkelijk konden onderscheppen. Dit is voor sommige hedendaagse historici een bewijs dat het bericht vals was, en alleen was bedoeld om de Fransen op het verkeerde been te zetten.

Volgens de Franse justitie in 1917 stond Mata Hari onder een rangnummer ingeschreven bij de Duitse spionagedienst en stond ze buiten Frans grondgebied in directe mondelinge verbinding met hooggeplaatste buitenlandse personen en bekende leiders der spionage.

Sinds langere tijd zou ze uit Duitsland belangrijke sommen geld hebben verkregen als loon voor door haar verstrekte inlichtingen.

Een en ander was reden dat de Franse justitie haar al sinds twee jaar in het oog hield maar kennelijk, naar eigen zeggen, door haar buitengewone behendigheid werd verhinderd afdoende bewijzen in te zamelen om de aanhouding van Mata Hari te wettigen.



De Fransen namen alle berichten echter zeer serieus.

Op 13 februari 1917 werd Mata Hari in haar hotelkamer in Plaza Athénée gearresteerd op de beschuldiging van spionage en verstandhouding met de vijand.

Dat was op het moment dat zij voor de tweede maal tijdens de oorlog in Frankrijk kwam.

De verhoren duurden twee dagen.

Volgens de Franse justitie bleek al snel dat men hier met een zeer gevaarlijke spion te doen had.

Volgens hen bekende Mata Hari niet minder dan 30 belangrijke feiten en was het aantal van de door haar gemaakte slachtoffers zeer groot.

Belangrijk onderdeel van de aanklacht was de beschuldiging dat zij zich in 1916 toegang had verschaft tot een versterkt kamp bij Parijs, met de bedoeling er inlichtingen te verzamelen ten behoeve van de vijandelijke staat Duitsland; ook dat zij zowel in Frankrijk als in den vreemde deze staat inlichtingen had verschaft die het Franse leger in zijn operaties had kunnen belemmeren.

Daarnaast dat zij in den vreemde relaties onderhield met Duitse diplomatieke agenten met het doel om de ondernemingen van de vijand te vergemakkelijken


, door hen mededelingen te doen over de binnenlandse politiek van Frankrijk, het offensief en vele andere zaken.

Mata Hari, die ten tijde van de oorlogsverklaring te Berlijn in politieke, militaire en politiekringen bekend en thuis zou zijn, zou aldus in dienst van Duitsland hebben gestaan.

Daarnaast zou ze van Duitsland bij herhaling grote sommen geld hebben gekregen in ruil voor de aanwijzingen die zij zou hebben gegeven.

Volgens de Franse justitie was Mata Hari niet een spion zonder meer, maar vormde zij het centrum van spionage.

Zij zou inlichtingen verzameld hebben, haar gebracht door talloze agenten, van wie het merendeel later eveneens ontmaskerd was.

De informatie zou zij via geheimzinnige wegen naar Berlijn overgebracht hebben.

Betreffende haar privé-leven sprak de rechtbank onder meer over de ontelbare op hol gebrachte hoofden van Russische bankiers en villa's aan de Rivièra, van invloedrijke vrienden in de politiek, van een zekere beruchtheid in "het Montmartre de la haute nose" en van een aantal andere zaken, die lieten zien dat het niet alleen de "kunst" was, "waaraan Mata Hari haar bekendheid en kortstondige roem te danken had gehad."

Mata Hari diende zich op 7 punten te verantwoorden, waaronder:

  1. Verstandhouding met de vijand in 1916 in Spanje, Holland en Frankrijk;

  2. Ter handstelling aan Duitse agenten in Spanje van milit


aire inlichtingen betreffende het Franse leger;

  1. Mededeling aan de vijand van een ontdekking op chemisch gebied, van belang voor het Franse leger;

  2. Oponthoud in het versterkte kamp van Parijs ter verkrijging van inlichtingen;

  3. Mededeling aan de vijand van een op handen zijnde Frans offensief in het voorjaar van 1916.

Mata Hari niet lang voor de executie

Vanuit de gevangenis deed Mata Hari pogingen om de buitenwereld te overtuigen van haar onschuld.

Zo schreef ze aan de Nederlandse consul in Parijs: "Ik heb niets misdaan.

Mijn internationale betrekkingen zijn het gevolg van mijn werk als danseres en niet anders (...) Aangezien ik werkelijk niet heb gespioneerd, is het verschrikkelijk dat ik me niet kan verdedigen."

Ze werd na een kort proces op 24 juli 1917 met algemene stemmen door de derde krijgsraad te Parijs ter dood veroordeeld op beschuldiging van spionage voor de Duitsers en verstandhouding met de vijand.

Volgens de Franse justitie hadden de stukken de schuld der beklaagde en de waarde van de inlichtingen, die zij de vijand verstrekt zou hebben, duidelijk aangetoond.

Volgens ooggetuigen kon Mata Hari tegenover al deze tastbare bewijzen niets anders doen dan deze feiten toegeven.



Er werd een lange reeks van getuigen gehoord, kapitein Moret sprak een vernietigend requisitoir uit en advocaat Clunet gaf een schitterende verdediging; deze laatste overtuigde de jury echter niet van de reinheid van Mata Hari's bedoelingen.

Na afloop van de uitspraak mompelde zij c'est impossible! Impossible!

Zij tekende na afloop van het proces het hogere beroep, verliet met vaste tred het gebouw van de krijgsraad en nam onbewogen plaats in het rijtuig, dat haar terugvoerde naar de vrouwengevangenis van Saint-Lazare.

Op 18 augustus 1917 verwierp de Conseil de Revision de aanvraag tot revisie van de uitspraak.

De Nederlandse regering droeg haar gezant te Parijs op om, mocht het cassatieberoep van Mata Hari verworpen worden, gratie aan te vragen.

De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken had aan Frankrijk gevraagd om de doodstraf in een vrijheidsstraf om te zetten maar had geen succes met zijn verzoek.

Mata Hari zelf had gevraagd of het mogelijk was om persoonlijk bij deze zitting aanwezig te zijn om haar bezwaren en opmerkingen over de rechtskwestie persoonlijk te mogen geven maar dit was haar geweigerd.

In de Sumatra Post stond over het mogelijke succes van het hogere


beroep: “Over het succes van het hogere beroep kan Mata Hari zich geen illusies maken.

Talrijke spionnen zijn reeds betrapt, veroordeeld en gefusilleerd.

De in het spel zijnde belangen zijn te hoog, dan dat een kwalijk begrepen toegeeflijkheid de kansen zou verhogen van nieuwe aanslagen op de veiligheid van de staat.

En daarom zal meer dan vermoedelijk de mooie Mata Hari de moordende geweermonden op zich gericht zien, op de polygoon van Vincennes.”

Op de morgen van haar executie, de 15de oktober, werd Mata Hari om tien minuten over vijf gewekt en vervolgens verschenen de commissaris rapporteur van de krijgsraad, die het veroordelende vonnis had uitgesproken, de kapitein-griffier, de directeur van de gevangenis, de advocaat van de veroordeelde, mr. Clunet, en dominee Arboux.

Mata Hari zelf vertoonde geen of weinig emotie, maar zorgde dat zij zeer goed gekleed was. Zij droeg een grijze, zijden japon, kostbaar bont om de schouders, opengewerkte kousen en een parelketting om haar hals.

Op het met zorg gekapte hoofd droeg zij een grote vilten hoed met kersrood lint.

Met een rustige stem had ze gezegd: Ik ben gereed.

Zonder te wankelen liep zij door de flauw verlichte gangen naar de auto, die haar uit de gevangenis van Saint-Lazare kwam ophalen.



Samen met twee nonnen en een pastoor en twee inspecteurs van politie werd Mata Hari in het voertuig geplaatst, dat haar naar de plaats van terechtstelling, de Polygon van Vincennes, bracht.

Voordat zij de gevangenis verliet gaf zij nog een pakje brieven af voor haar verdedigers.

Te Vincennes volgden de gewone formaliteiten van overgave aan het militaire gezag.

Zij kreeg daar verlof om twee brieven te schrijven, waarvan één gericht was aan haar in Nederland wonende dochter en vervolgens vertrok de grijze militaire auto naar de plaats der executie.

Aldaar stapte Mata Hari uit en liep, vergezeld door de militaire rechter-commissaris, kapitein Bourchardon, Mr. Clunet en dr. Socquet, die de latere lijkschouwing moest doen, langs de wachtende gelederen van het carré der troepen naar de open zijde daarvan, de paal der executie.

Mata Hari weigerde een blinddoek, was doodsbleek maar beefde niet.

Een zuster en haar advocaat begeleidden haar naar de paal.

Zij gaf beiden nog een hand en stak vervolgens haar polsen uit naar de adjudant, om ze te laten samenbinden.

Het executiepeloton, twaalf zoeaven onder een officier, plaatste zich tegenover haar, en de geweren werden op haar borst gericht.

De officier liet vervolgens de punt van zijn degen zakken en er volgde een salvo; Mata Hari was voorover gevallen, terwijl haar lichaam zich nog draaide en haar gezicht zich naar boven richtte.

Een adjudant naderde en vuurde het reglementaire revolverschot, de coup de grâce, in de slaap af.

De begrafenis vond plaats op het kerkhof van Vincennes.

Later werd het doodvonnis heftig bekritiseerd.

Ook uit Nederland kwamen protesten.

Mede doordat de publiciteit over Mata Hari en haar tragische einde ook na 1917 doorging heeft Mata Hari's naam over de hele wereld bekendheid gekregen.

In een Franse krant stond indertijd over het doodvonnis: “Later zal blijken dat de figuur van deze "hindoedanseres" een der weerzinwekkenste was en dat haar tuchtiging alleszins rechtvaardig is geweest.”

Een Nederlandse krant schreef: “Reclamehelden, rond zichzelf tollende egoïsten, voor niets terugdeinzend als het gaat om henzelf, al zouden naties ervoor in het ongeluk gestort worden. In lusteloze tijden als vóór de grote oorlog hebben dit soort mensen succes; in grote perioden, als waarin wij thans leven, waarin in de smeltkroes van het wereldgebeuren de mensheid wordt gezuiverd van het schuim, en alleen het zuivere goud overblijft, komt een Mata Hari tot het Judas-einde, dat zij verdiende.”

De Javapost schreef: “Mata Hari gefusilleerd om spionage in het belang van Duitsland! Wat heeft zij vroeger niet een kabaal geschopt.

De slotscène van een onchristelijke tragicomediante.”

Journalist Leo Faust schreef in De Hofstad: “Indien we nog enig vertrouwen hebben in het beleid en geweten van de rechters van Mata Hari en hoe zouden wij eraan kunnen twijfelen dan is zij viervoudig de dood schuldig.


Ofwel zij was zo onbetekenend, zij die de begeerte der mannen en de afgunst der vrouwen was, dat zij slechts ons medelijden verdient, ofwel had zij een aparte moraal, waarbij zij een parelketting en kleding van 800 francs stelde boven een paar maanden verlenging van de oorlog.

Aan de lezer om uit te maken of deze laatste mogelijkheid misschien dezelfde is als de eerste. Het is alles wat ik voor Mata Hari tot verontschuldiging kan vinden”.

Een andere journalist schreef: “Mata Hari heeft als een avonturierster geleefd en is als een avonturierster gestorven.

De wereld, die zij in een roes der zinnen heeft gezocht is haar verderf geworden.”

In een artikel in Het Nieuws van de Dag voor Nederlands-Indië schreef een journalist: “Als zij verstandelijk meer ontwikkeld was geweest had zij wellicht een grote rol kunnen spelen.

Thans is zij op ignobele wijze als een afschuwelijk dier uit het leven gestoten, met afschuw en walging als lijkkleed, met vervloekingen als oraison funèbre; een banale spion!”

Mata Hari's lot werd door haar medestanders wel vergeleken met dat van de door de Duitsers geëxecuteerde verpleegster Edith Cavell.

Er waren echter grote verschillen, waarop dan ook de nadruk werd gelegd en die ten nadele van Mata Hari uitvielen.

De laatste was, in tegenstelling tot de eerste, een courtisane, die niet spioneerde voor eigen land maar was, volgens de dan geldende opinie, een vrouw uit de Parijse demi-monde, die niet meer buiten de luxe kon, waaraan zij verslaafd was geraakt en die, door het Duitse goud verlokt, het land en volk verried, dat haar jarenlang gastvrijheid had geschonken.

In de woorden van een journalist: “één uit de lange rij der vrouwen die gebruikt werden om door haar lichamelijke schoon Franse officieren en andere autoriteiten in haar netten te verstrikken en uit hen te halen wat de Duitse organisatie gebruiken kon; aldus een verrader omwille van het geld, een volk dienend waartoe zij niet behoorde, een natie versjacherend die haar met weldaden overladen had.”

Al tijdens het proces begon de legendevorming. In de Amerikaanse krant San Francisco Examiner van 5 augustus 1917 stond onder de kop: “Idol of stage to die as spy” (1917) het nu volgend geromantiseerde en gefantaseerde levensverhaal van Mata Hari. “Haar meisjesnaam was Marguerite Zelle, dochter van een vermogende Javaanse planter.

Zij werd op Java geboren uit een inboorlinge en nadat haar vader was gestorven besloot haar moeder het vierjarige kind aan de dienst van Boeddha te wijden.

Op deze wijze werd het kind een gewijde danseres der goden.

Maar de verbeelding van het jonge meisje was vol van de romantiek naar de westerse wereld. Op veertienjarige leeftijd werd zij naar een groot kerkelijk feest te Birma gebracht, waar zich onder de aanwezigen de Schotse edelman Sir Campbell bevond.

Hoewel het gevaar voor beiden groot was ontvluchtten zij deze plaats en reisden voortaan samen in de Brits-Indische bezittingen.

Er werden twee kinderen geboren, waarvan er één werd vermoord door de ontslagen tuinman. Mata Hari nam de revolver van haar echtgenoot en schoot de moordenaar door de hersenen; hierop moest zij naar Parijs vluchten, waarheen Sir Campbell haar volgde en later stierf aan verdriet en liefdespijn.”

Het beeld dat bij het grote publiek al snel van Mata Hari ontstond, was dat van een exotisch danseres die als dubbelspionne gebruikmaakte van haar verleidingskunsten om militaire geheimen van haar vele geliefden te ontfutselen.

Het feit dat meteen na haar dood veel mensen twijfelden aan haar schuld droeg ertoe bij dat Mata Hari wereldberoemd werd.

Dit beeld van Mata Hari werd versterkt door de vele verfilmingen van haar leven.

In een vroege biografische film over haar, Mata Hari uit 1931 met Greta Garbo in de hoofdrol, zijn veel zaken echter verdraaid of aangedikt om beter aan te sluiten bij het beeld dat veel mensen destijds al van haar hadden.

Deze films droegen bij aan haar populariteit en versterkten het beeld dat velen al van haar hadden; Mata Hari werd het archetype van de femme fatale.

Tot in de jaren zestig werd Mata Hari beschouwd als een femme fatale, die geheel terecht ter dood veroordeeld was.

In 1963 kreeg de in Nederland geboren Amerikaanse fotograaf Sam Waagenaar, die (ter voorbereiding op de MGM-verfilming met Greta Garbo) in 1931 van Zelles voormalige dienstbode enkele persoonlijk bijgehouden fotoalbums had ontvangen, inzage in een deel van het rechtbankdossier, en oordeelde op basis hiervan in zijn boek De moord op Mata Hari (1964) dat zij niet schuldig was aan spionage voor de Duitsers.

Ook volgens Pat Shipmans biografie Femme Fatale was Mata Hari nooit een dubbelspion, maar werd ze slechts als zondebok gebruikt door de Franse militaire overheid voor het falen van het commando aan het front.

Nieuwe Duitse documenten bewezen echter dat zij wel degelijk ingeschakeld was geweest ten behoeve van de Duitse spionagedienst. Waagenaar schreef vervolgens een nieuw boek met de titel Mata Hari, niet zo onschuldig (1976), waarin hij betoogde dat zij weliswaar een spion was geweest maar geen zinvolle informatie had geleverd.

De boeken van Waagenaar en het boek van Jan C. Brokken, Mata Hari, de waarheid achter de legende (1975) droegen veel bij aan de latere, meer positieve beeldvorming van Mata Hari.

Volgens de in de jaren 70 vrijgekomen Duitse documenten trad Mata Hari in de herfst van 1915 in dienst van de Duitsers.

Op bevel van Walter Nicolai, B-chef van sectie III, kreeg ze bij een verblijf in Keulen van majoor Röpell instructies over haar taken.

Ze moest rapporteren aan de Kriegsnachrichtenstelle West in Düsseldorf die ook onder leiding stond van Röpell.

Verder rapporteerde ze aan de missie-agent in de Duitse ambassade in Madrid, majoor Arnold Kalle en rechtstreeks aan haar militaire ambtenaar kapitein Hoffmann, die haar de codenaam H-21 gaf.

In 2018 verscheen een nieuwe biografie Moed en overmoed. Leven en tijd van Mata Hari, hierin concludeerden de auteurs Jessica Voeten en Angela Dekker dat Mata Hari is doodgeschoten niet om wat ze had gedaan, maar om wat ze was geweest.

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page