IJsland
IJsland (IJslands: Ísland) is een eilandstaat ten noordwesten van het Europese vasteland.
IJsland wordt omringd door de Atlantische Oceaan in het zuiden, de Straat van Denemarken (tussen IJsland en Groenland) in het westen en de Groenlandzee, een deel van de Noordelijke IJszee, in het noorden.
Het noordoosten van het land ligt net onder de poolcirkel.
Deze loopt precies over het kleine eiland Grímsey, dat tot IJsland behoort.
IJsland had een bevolkingsaantal van 364.134 per 1 januari 2020[2] en een oppervlakte van 103.000 km².
Daarmee is IJsland het dunstbevolkte land van Europa.
De hoofdstad Reykjavík ligt aan de zuidwestkust op 64°08' noorderbreedte en is daarmee 's werelds noordelijkste hoofdstad.
De stad Reykjavik heeft ongeveer 120.000 inwoners, met de omliggende gemeentes heeft de hoofdstadregio ongeveer 200.000 inwoners.
Ongeveer twee derde van alle IJslanders woont dus hier.
IJsland zelf is het meest westelijk gelegen land van Europa.
Omdat de continentale breuklijn over het eiland loopt, ligt het westen van IJsland op de Noord-Amerikaanse Plaat.
Anders dan vele andere landen, die de staatsvorm in hun officiële landsnaam hebben opgenomen, stelde de regering in 2004 bij monde van de minister-president, dat de term "republiek" (lýðveldi) vóór de naam IJsland (Ísland), beschouwd moet worden als een beschrijving van de regeringsvorm van het land en niet als een deel van de naam van het land.
Het eiland is geologisch zo'n 20 miljoen jaar geleden ontstaan door vulkanische activiteit in de Atlantische Oceaan; het bleef echter lange tijd onbewoond.
Volgens de overlevering was de Noor Ingólfur Arnarson, die in 874 arriveerde, de eerste permanente bewoner van IJsland. Nadat het eiland sinds 930 als het IJslands Gemenebest enkele eeuwen onafhankelijk was geweest, viel het in de eeuwen daarna onder bestuur van achtereenvolgens het Koninkrijk Noorwegen, de Unie van Kalmar, Denemarken-Noorwegen en Denemarken.
In de 19e eeuw groeide het nationaal bewustzijn, maar pas sinds 17 juni 1944 is IJsland geheel onafhankelijk.
Het huidige IJsland is een parlementaire republiek naar Scandinavisch model; in 2007 en 2008 leidde het land de index van de menselijke ontwikkeling.
Het merendeel van de IJslanders stamt af van Noorse en Ierse kolonisten en de cultuur van IJsland is sterk beïnvloed door de Noorse cultuur.
Het IJslands behoort tot de Scandinavische talen, maar wijkt wel af van de talen van het Scandinavische vasteland.
Ultima thule = mijn vaderland!
Het "Ultima Thule", waar de Romeinen in een geschrift over verhalen, gaat misschien over Noorwegen of de eilandengroep Faeröer.
De eerste mensen die op IJsland verbleven, waren Ierse monniken.
Met de komst van de Vikingen verdwenen ze.
Er bestaat geen enkel bewijs dat IJsland reeds ontdekt was door schepen tijdens de Oudheid en evenmin zijn er sporen gevonden van eerdere menselijke aanwezigheid.
De meesten van de eerste bewoners waren van Noorse afkomst.
Ze verlieten hun thuisland om aan het regime van Harald Schoonhaar (of Fijnhaar) te ontkomen.
In die tijd werd er verhaald van een eiland dat nog niet bewoond was, en Flóki Vilgerðarson (ook wel Hrafna Flóki of raven-Flóki genoemd, omdat hij drie raven bij zich had die hem hielpen het onbekende eiland te vinden) besloot zijn geluk in dat nieuwe land te beproeven.
Hij vestigde zich aan een grote baai in het westen (bij Flókatóftir aan het huidige Breiðafjörður).
Tijdens de eerste strenge winter verhongerde al zijn vee, en berooid vertrok hij weer, maar niet alvorens het land zijn naam gegeven te hebben: IJsland.
Later kwamen landgenoten van hem, via omzwervingen langs Ierland, Schotland, de Hebriden en de Faeröer (waar ze ondertussen slaven bemachtigden), op IJsland aan.
De eerste Viking die zich permanent op IJsland vestigde was Ingólfur Arnarson.
In 874 landde hij aan de zuidkust en omstreeks 877 vestigde hij zich aan een baai in het zuidwesten.
Die plaats noemde hij Reykjavík (zie aldaar).
De volgende 60 jaar werd het land volledig gekoloniseerd.
De oudste delen van het eiland zijn 17 tot 20 miljoen jaar oud.
Dit gebied ligt in het noordwesten en wordt in het IJslands de Vestfirðir (Westfjorden) genoemd. Het eiland groeit als gevolg van vulkanisme nog steeds aan.
Het jongste deel is het eilandje Surtsey dat bij de Vestmannaeyjar ontstond tijdens een vulkaanuitbarsting die in 1963 begon (en slechts 3,5 jaar later eindigde).
Het eiland is hoofdzakelijk opgebouwd uit vulkanisch materiaal en gesteente, omdat het op de Midden-Atlantische rug ligt, het scheidingsgebied van een aantal tektoniekplaten die langzaam uit elkaar drijven, waardoor het onderliggende magma de kans krijgt naar de oppervlakte te komen en daar de ontstane scheuren op te vullen.
Een deel van die Midden-Atlantische rug loopt van noord naar zuid door het midden van het land en verheft zich daarbij zo ver, dat het als het ware heel IJsland boven het zeeoppervlak uit tilt.
Als gevolg van de platentektoniek drijven sommige delen van IJsland daarbij met een gemiddelde snelheid van zo'n 1 à 2 cm per jaar gestaag uiteen. Þingvellir, zo'n 50 kilometer ten oosten van Reykjavík, is de enige plaats ter wereld waar men de scheiding van de Amerikaanse en de Europese continentale plaat kan zien.
Een bijkomstigheid is dat IJsland ook op een hotspot ligt.
Dat zijn plaatsen in de aardkorst waar het onderliggende magma tot zeer dicht onder het aardoppervlak kan komen.
Beide fenomenen zorgen voor de relatief hoge vulkanische activiteit op IJsland.
Het land kent een aantal actieve vulkanen, waaronder de Katla onder de Mýrdalsjökull, het Laki-gebied, de Hekla, en het nieuwe eiland Surtsey.
In april 2010 zorgde een krachtige uitbarsting van de vulkaan onder de Eyjafjallajökull voor problemen, met name voor het vliegverkeer.
Andere slapende vulkanen zijn de schildvulkaan Skjaldbreiður, de twee Snæfell-vulkanen, Kerið, Eldborg, Hverfjall, Krafla en Askja.
De dode vulkaan Þrihnukagigur is bekend omdat de magmakamer ervan toegankelijk is voor bezoek.
Daarnaast komen er pseudokraters voor, met name bij Mývatn, Kirkjubæjarklaustur en in de buurt van Rauðavatn bij Reykjavík.
De Strokkur-geiser in de Haukadalur-vallei barst eens in de paar minuten uit.
Een natuurlijk fenomeen waar IJsland om bekendstaat, zijn geisers.
Tot circa 1950 kwamen verspreid over heel IJsland zo'n 30 geisers voor.
Bij Hveragerði en omgeving, in het Haukadalur (waar de Geysir ligt), bij Flúðir, en bij Hveravellir in het noorden van IJsland lagen de meesten.
Het hete water dat ze omhoog spoten was zoet, maar er zijn minstens vier geisers geweest waar dit zeewater was.
Eén lag in het zuidwestelijke puntje van het schiereiland Reykjanes vlak bij Gunnuhver, twee anderen aan de Ísafjörður in de Westfjorden en de vierde niet ver van Drangsnes.
Op IJsland zijn altijd tientallen geisers actief geweest; het aantal varieerde als gevolg van (kleine) aardverschuivingen van tijd tot tijd.
Nieuwe geisers ontstonden, kokende waterbronnen kregen geiseractiviteit, de activiteit van andere geisers daalde (het bekendste voorbeeld hiervan is de Geysir) of stopte zelfs.
Doordat men in de buurt van de geisers actief naar warmwaterbronnen is gaan boren, is het aantal geisers afgenomen.
Op dit moment is de Strokkur, die zijn waterfontein om de 5-8 minuten omhoog spuit, de enige bron op IJsland die aan de verwachtingen van een geiser voldoet.
De andere geisers zijn nauwelijks actief of zijn door betonnen bakken afgedekt; het water ervan wordt opgevangen en voor verwarmingsdoeleinden of voor de warmwatervoorziening gebruikt.
Andere fenomenen van vulkanisme op IJsland zijn subglaciale meren (bijvoorbeeld Grímsvötn), solfataren en fumarolen, minerale bronnen en hete bronnen.
De bron bij Deildartunguhver levert 180 liter kokend water per seconde en is daarmee de grootste heetwaterbron van Europa.
Ook alle gesteenten op IJsland zijn van vulkanische oorsprong.
Voorbeelden zijn basalt en basaltlava, tefra en tufsteen, vulkanisch glas, palagoniet en ryoliet. Een zeldzamer fenomeen zijn hornito's.
Een voorbeeld hiervan is Tintron.
Omdat aardwarmte op IJsland in ruime mate voorhanden is, zijn er voor de opwekking van stroom meerdere geothermische energiecentrales, zoals Nesjavellir, gebouwd.
Een belangrijk kenmerk van IJsland is het zeer beperkt voorkomen van bomen.
Tijdens de kolonisatie waren delen van het land bij de kust wel bebost, maar deze bossen zijn grotendeels gekapt. Bovendien lieten de kolonisten vee in de graslanden grazen.
Hierdoor trad een proces van erosie en verwoestijning op dat heel moeilijk om te keren is. Door de hevige winden en de aanwezigheid van vulkanisch as treden zandstormen op sinds de bossen zijn gekapt.
Door het klimaat groeien de bomen traag.
Het is niet zozeer de lage temperatuur, er zijn plaatsen met bossen waar het veel harder vriest (voorbeeld de Taiga), maar de beperkte groeiperiodes waarbij er geen vorst voorkomt.
Zelfs laat in de lente komen door het wisselend weer vorstperiodes voor.
De Noorse kolonisten, gewend aan de robuuste bodems van hun vaderland, bewerkten de vruchtbare IJslandse bodem op precies dezelfde manier als ze dat in Noorwegen gewend waren.
Toen de vulkanische as eenmaal bloot was komen te liggen werd deze weer weggeblazen door de wind, waarbij de vegetatie te traag herstelde om dit te voorkomen.
Grote delen van IJsland zijn hierdoor veranderd in geërodeerde maanlandschappen waar niets meer groeit.
In meerdere saga worden reizen naar Noorwegen beschreven die, naast de intentie om handel te drijven, voor een belangrijk deel werden ondernomen om timmerhout te halen.
Wel wordt gewag gemaakt van hout sprokkelen om vuur en houtskool te maken.
Aan de andere kant verwijzen namen als Skógarströnd (boskust) en Skógarnes (boskaap) naar de vroegere aanwezigheid van bossen (skógur betekent bos).
Ook wordt in het eerste hoofdstuk van het Landnámabók (boek der landname) geschreven dat het land tussen bergen en de kust met bos was bedekt.
De huidige bomen beperken zich tot sparren, dwergberken, dwergwilgen en kreupelgewassen. Er wordt beweerd dat het eilandje Árnes in de Þjórsá-rivier een redelijk beeld zou geven hoe het eiland er zo'n 2.000 jaar geleden uit heeft gezien.
Hoewel het grootste deel van het land uit rotsen, keien en arctische woestijnlandschappen bestaat, komen mossen, korstmossen en grassen veel voor.
Ook komen op bepaalde plaatsen orchideeën voor. In (voornamelijk) het zuiden zijn de laaglanden gecultiveerd.
Door de noordelijke geografische ligging van IJsland ligt de boomgrens al op 200-300 meter boven zeeniveau.
Een IJslandermerrie met veulenOrchideeën bij de Arnarfjörður
De poolvos is het enige oorspronkelijke landzoogdier. In zee leven walvissen en aan de kust vindt men twee soorten zeehonden (grijze zeehond, Halichoerus grypus en gewone zeehond, Phoca vitulina).
De immigranten brachten schapen, koeien, varkens, paarden en pluimvee mee. Muizen, ratten, nertsen en konijnen zijn over het algemeen per ongeluk ingevoerd. Rendieren zijn in de 18e eeuw ingevoerd en een aantal is verwilderd en leeft in de oostelijke hoogvlakten.
De ijsbeer komt er niet voor, maar onder andere in Húsavík is een opgezet exemplaar te vinden.
Deze kwam in 1969 op een ijsschots vanuit de richting van Groenland aangedreven.
Ook in de zomers van 2007 en 2008 kwamen er ijsberen aan land.
Deze dieren werden echter gedood omdat ze buiten hun natuurlijke habitat als gevaarlijk voor mensen worden beschouwd.
Reptielen, amfibieën en giftige dieren, zoals schorpioenen, komen op IJsland niet voor. Wel muggen, met name waar begroeiingen bij moerassen en meren voorkomen. Mývatn (letterlijk muggenmeer) staat bekend om de vele muggen die bij windstil weer als wolken over het meer zweven.
's Zomers zijn er ook vlinders, die echter moeilijk waar te nemen zijn.
In de schone en heldere wateren op en rondom IJsland komt zeer veel vis voor, zoals zalm, forel, platvis en kabeljauw.
IJsland is een belangrijk biotoop voor ontelbare vogels en vogelsoorten.
Vele soorten eenden en ganzen komen er voor, naast zeevogels, waadvogels en zeldzame roofvogels zoals de sneeuwuil.
De wilde zwaan (Cygnus cygnus) is zeer algemeen in Reykjavík.
Op IJsland komen zowel overwinteraars voor als vogels die het als rustplaats, broedplaats of foerageerplaats gebruiken.
Zo komt de papegaaiduiker in groten getale (60 procent van de wereldpopulatie) voor. Daarnaast komt ook de zeekoet veel voor langs de klifkusten.
In door warmwaterbronnen verwarmde kassen worden planten, bloemen, groenten (onder andere tomaten, komkommers en paprika's) en fruit (onder andere druiven en sinaasappels) geteeld.
De belangrijkste regio's met kassenteelt zijn in Zuid-IJsland bij Hveragerði en de geothermale gebieden rond Reykholt (Borgarfjörður) in het westen en Flúðir in het zuidwesten.
IJsland heeft van alle landen ter wereld de langste democratische traditie.
Een van de gewoonten die de kolonisten uit hun vaderland meenamen, was het houden van þings ('volksvergaderingen').
In de loop der tijd werden enkele belangrijker dan andere.
Al spoedig kwam de roep om een centrale locatie voor een gemeenschappelijk ding.
In het jaar 930 werd dit het Alding (Alþingi) - en daarmee het IJslandse parlement - opgericht. De locatie van het Alding ('alomvattende volksvergadering') werd Þingvellir, een vlakte die nog in gemeenschappelijk bezit was.
Vele belangrijke historische gebeurtenissen hebben tijdens het Alding plaatsgevonden, zoals de officiële overgang tot het christendom in het jaar 1000.
In 1845 is het parlement verplaatst naar Reykjavík en in 1928 werd Þingvellir het eerste Nationale Park van IJsland.
In 1918 verkreeg IJsland een grotere onafhankelijkheid en veranderde van status.
Het was geen deel meer van Denemarken, maar werd het koninkrijk IJsland in een personele unie met de Deense Kroon voor 25 jaar.
Toen deze unie in 1944 niet verlengd kon worden vanwege de Duitse bezetting van Denemarken tijdens de Tweede Wereldoorlog werd IJsland op 17 juni 1944 een volledig onafhankelijke republiek met een president als staatshoofd.
Deze wordt via algemeen kiesrecht gekozen voor een termijn van vier jaar.
Zijn of haar rol is overwegend symbolisch en ceremonieel.
Wel heeft de president het vetorecht over de door het parlement aangenomen wetgeving en kan die in een referendum voorleggen aan de bevolking.
De presidentiële residentie is Bessastaðir.
Het land is lid van onder meer de NAVO, de EVA en de EER.
Het is toegetreden tot de Schengenzone.
In juli 2009 zette het IJslandse parlement het licht op groen voor een officieel verzoek tot EU-toetreding.
Nog diezelfde maand werd IJsland officieel kandidaat EU-lid.
In 2015 heeft IJsland de aanvraag ingetrokken.
In 2007 kwam een regering tot stand die bestond uit de grote, centrumrechtse Onafhankelijkheids partij en de kleinere, sociaaldemocratische Alliantie, samen goed voor 43 zetels in het 63 zetels tellende Alding, het IJslandse parlement.
Premier werd Geir Haarde van de Onafhankelijkheidspartij.
Op 26 januari 2009 trad de regering voortijdig af naar aanleiding van de slechte toestand van de economie, veroorzaakt door de kredietcrisis.
De IJslandse economie steunde voor een groot deel op de bancaire sector en deze was door de IJslandse bankencrisis in grote problemen verzeild geraakt.
In oktober 2008 werden de drie grootste IJslandse banken zelfs genationaliseerd.
Veel IJslanders raakten hun betrekking en spaartegoed kwijt en uitten in demonstraties hun onvrede over de regering.
De IJslandse kroon (Króna) verloor grotendeels zijn waarde tegenover de Euro en tegen het einde van 2008 verklaarde het land zich bankroet.
Op 1 februari 2009 werd een links minderheidskabinet geïnstalleerd, dat bestond uit de Alliantie en Links-Groen. Interim-premier was Jóhanna Sigurðardóttir van de Alliantie.
Het behartigde de zaken als interim-regering tot de vervroegde parlementsverkiezingen op 25 april 2009 en ging vooral de economische problemen te lijf.
Bovendien vroeg dit kabinet het lidmaatschap van de Europese Unie aan.
Dit werd vanuit de gehele Unie toegejuicht, hoewel er vanuit Nederland en het Verenigd Koninkrijk kritische geluiden te horen waren over terugbetaling van het geld dat hun spaarders verloren hadden in het Icesave-debacle.
Ook de eigen bevolking was niet onverdeeld: men vreesde onder meer verlies van de eigen visrechten waarvan de IJslandse economie nog voor een groot deel afhankelijk is.
IJsland verkreeg in juli 2009 de status van kandidaat-lid van de EU.
Op 22 mei 2013 verklaarde de centrumrechtse regering van Sigmundur Davíð Gunnlaugsson die na de verkiezingen van dat jaar was aangetreden een referendum te zullen uitschrijven over toetreding tot de EU.
In augustus 2013 liet het land de EU weten dat het toetredingsverzoek zou worden ingetrokken.
Deze intrekking werd op 12 maart 2015 officieel neergelegd.
De regering gaf toe aan de buitenlandse eisen dat IJsland een totaal van € 3,5 miljard zou terugbetalen.
Dat betekende een flinke maandelijkse bijdrage van iedere IJslandse burger, wat voor de IJslanders onverteerbaar bleek.
Er ontstond nationale ophef, en vervolgens weigerde het staatshoofd Ólafur Ragnar Grímsson de desbetreffende wet goed te keuren.
Hij verzocht hierover een referendum te houden.
Met de steun van een bevolking begon de regering burgerlijke en strafrechtelijke onderzoeken naar de verantwoordelijken voor de financiële crisis.
Tegen bankiers die betrokken waren bij de crash vaardigde Interpol een internationaal aanhoudingsbevel uit.
Ook van politici werd gezegd dat hun falende beleid het land in crisis had gestort.
Onder hen was Davíð Oddsson, die na zijn premierschap vanaf 2005 de centrale bank had geleid. Geir Haarde, die eerst minister van financiën en daarna premier was geweest, werd in een speciaal tribunaal (Landsdómur) vervolgd en in april 2012 veroordeeld voor een van de vier aanklachten, maar zonder strafoplegging.
Hem werd verweten dat hij onvoldoende toezicht had gehouden op de grote banken, wat in 2008 tot hun faillissement leidde. Om principiële redenen legde hij zijn zaak voor aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, maar zijn beroep werd in november 2017 ongegrond verklaard.
In het referendum van maart 2010 stemde 93% tegen de terugbetaling van de schuld. Onmiddellijk bevroor het IMF zijn leningen.
Maar IJsland was niet geïntimideerd. Ólafur Ragnar Grímsson zei: ”Er werd ons verteld dat we het Cuba van het Noorden zouden worden indien we de voorwaarden van de internationale gemeenschap niet aanvaardden. Maar als we ze hadden aanvaard zouden we het Haïti van het Noorden geworden zijn”.
Als reactie op de crisis werd in 2009 de anti-establishmentpartij Beste Partij (Besti flokkurinn) opgericht.
Door een grote zege bij de gemeenteraadsverkiezingen werd oprichter Jón Gnarr in 2010 burgemeester van Reykjavík.
De partij bestond niet lang.
Om het land te bevrijden van de uitgebreide macht van internationale banken besloot de bevolking een nieuwe grondwet te maken.
25 burgers werden geselecteerd uit 522 volwassenen die niet tot enige politieke partij behoorden maar door minstens 30 mensen werden aanbevolen.
De vergaderingen werden online gestreamd en de burgers konden hun commentaren en suggesties doorgeven.
Ze waren getuige van het tot stand komen van het document.
De grondwet die voortkwam uit dit proces van participerende democratie werd aan het parlement in de herfst van 2011 ter goedkeuring voorgelegd.
Sinds 2016 wordt de functie van president van IJsland bekleed door de partijloze Guðni Th. Jóhannesson.
De regering van IJsland bestaat sinds 2017 uit een coalitie van Links-Groen, Onafhankelijkheidspartij en Progressieve Partij.
De premier van IJsland is Katrín Jakobsdóttir van Links-Groen.
Hoewel IJsland lid is van de NAVO, heeft het geen eigen krijgsmacht.
Strijdkrachten van de Verenigde Staten bewaakten tot 1 oktober 2006, op basis van een militair verdrag uit 1951, het land en zijn territoriale wateren vanuit een marinevliegbasis in Keflavík.
De Verenigde Staten staan sindsdien nog wel garant voor de territoriale integriteit van IJsland, maar de marinevliegbasis is niet meer in gebruik als zodanig.
IJsland heeft wel een kustwacht en een militair politieonderdeel.
IJslanders zijn uitermate trots op de rol die IJsland speelde in het beëindigen van de Koude Oorlog.
De beroemde Reykjavik Summit, het overleg tussen de Amerikaanse president Ronald Reagan en Sovjetleider Michail Gorbatsjov, vond in 1986 plaats in de villa Höfði in Reykjavík in 1986.
Het enige internationale geschil dat noemenswaardig is in de geschiedenis van IJsland, is dat van de Kabeljauwoorlogen tussen 1958 en 1975.
Het betreft een discussie met het Verenigd Koninkrijk. IJsland had de intentie om zijn rijke visserijwateren te beschermen door het uitbreiden van de maritieme grens.
In deze discussie werd de kustwacht ingezet door IJsland om zijn vissers te beschermen, waarop het Verenigd Koninkrijk oorlogsschepen zond.
Het Verenigd Koninkrijk bond pas in nadat IJsland dreigde uit de NAVO te stappen.
Volgens de Global Peace Index (GPI) is IJsland het vredelievendste land ter wereld.
Het heeft deze status te danken aan de afwezigheid van strijdkrachten, het lage criminaliteitsgehalte en de sociaal-politieke stabiliteit die het land al lang kent.
De kabeljauwoorlogen (Engels:Cod Wars, IJslands: Þorskastríðin) waren een serie confrontaties tussen IJsland en het Verenigd Koninkrijk over de IJslandse maritieme grens en visserijrechten.
Bij deze "oorlogen" is één dode gevallen, een opvarende van een IJslands kustwachtschip.
Aanleiding voor het langdurige conflict waren de rijke visgronden rond IJsland.
De IJslandse economie steunde zwaar op de visvangst.
Vissers uit andere landen, met name het Verenigd Koninkrijk, visten echter ook frequent in de wateren rond IJsland.
IJsland trachtte de visserijsector te beschermen door zijn zeegrens steeds verder uit te breiden.
Er zijn in totaal drie kabeljauwoorlogen geweest.
De eerste vond plaats in 1958, nadat IJsland zijn maritieme grens uitgebreid had van 7 naar 22 kilometer buiten de kust.
Het Verenigd Koninkrijk probeerde dit tevergeefs te verhinderen.
De tweede kabeljauwoorlog vond plaats tussen 1972 en 1973, nadat IJsland zijn maritieme grens naar 93 kilometer uitgebreid had.
Er werd uiteindelijk overeenstemming bereikt, de Britten mochten in IJslandse wateren vissen, maar waren wel gebonden aan een quotum.
Tijdens deze kabeljauwoorlog overleed Halldór Hallfreðsson, technicus aan boord van een IJslands kustwachtschip dat geramd werd door een Brits oorlogsschip.
Hallfreðsson was aan het lassen toen de ruimte waarin hij werkte water maakte en hij geëlektrocuteerd werd.
De derde kabeljauwoorlog brak uit in 1975.
Dit was de meest serieuze van de drie "oorlogen".
Hij ontstond nadat de overeenkomst was verlopen en IJsland zijn grens naar 370 kilometer uitgebreid had.
Britse vissers erkenden deze uitbreiding niet en visten gewoon door in gebied dat nu door IJsland geclaimd werd.
IJsland stuurde de kustwacht eropuit om de IJslandse vissers te beschermen.
De IJslanders vernielden Britse visnetten en enkele schepen van beide zijden ramden elkaar opzettelijk, waarbij een aantal gewonden viel.
Hierop stuurde de Britse marine een aantal oorlogsschepen eropuit om de Britse vissers te beschermen.
IJsland dreigde uit de NAVO te stappen en de NAVO-basis bij Keflavík te sluiten, waarna de Britten inbonden.
In 2020 kun je bij Netflix een film zien van het Eurovision songfestival waaran Ijsland mocht deelnemen.
De echte inzending was natuurlijk anders, maar het verhaal is heel mooi.
Dat je altijd moet proberen je droom na te jagen, en tot uitvoer moet brengen, samen met de steun van anderen die het beste in je naar boven kunnen halen.
Ijsland is een mooi land met een feeërieke uitstraling.
Völva of volva, wolwa (ook vala of veleta en soms gelijkgesteld met Spákona) is een term uit de oernoordse cultuur van Kelten en Germanen en duidde in de IJzertijd tot in de Middeleeuwen een sjamanistische zieneres in de heidense samenleving aan.
Er wordt vaak naar haar verwezen in de Noordse mythologie.
Bij de Kelten of Galliërs werd de zieneres meestal veleta genoemd.
Als zieneres was de völva (veleta) een sjamanka die in trance liederen zong, bezweringen uitsprak en het lot voorspelde van de aanwezigen. Ze zou zowel het verleden als de toekomst kunnen verklaren.
De völva werd als fjölkunnig (volkundig, 'kundig in veel') beschouwd, wat wil zeggen, dat zij naast het bezit van nog andere kennis en kunde, zowel de kunsten van seiðr en spá als die van galdr machtig was.
Zulke zieneressen/priesteressen worden voor het eerst beschreven in Romeinse verslagen over de Cimbri.
Daarin wordt vermeld dat ze zich bezighielden met het offeren van krijgsgevangenen.
Julius Caesar vermeldt in zijn De Bello Gallico dat Germaanse zieneressen het moment voor de strijd kozen en ook Tacitus verwijst naar dergelijke invloedrijke vrouwen en met name naar Veleda.
Voorts worden Gotische priesteressen vermeld door Jordanes en de Lombardische historicus Paulus Diaconus.
Archeologische opgravingen bevestigen dat het om vooraanstaande vrouwen met hoog aanzien ging.
De Volva werd geacht als mens een rechtstreekse afstammingslijn te hebben van de oudste entiteiten, de Jötun, net zoals de Goden.
Gullveig kon spá 'volu vel spá' 'volva goed in spá' (voorspellen).
Ook wordt zij het plezier van kwade vrouwen genoemd, wat suggereert dat zij een heks (fordodha) was.
Er wordt gedacht dat Heiðr een alternatieve naam voor Gullveig is.
In de Völuspá is de Volva aan het woord om aan oppergod Odin zelf inzicht en kennis te verschaffen omtrent zijn schepping en hoe het deze zal vergaan.
De Volva roept beelden op van de negen vroegere wereldbomen, het aardestelsel is het tiende na de ijsreus Ymir.
In de Völuspá wordt het verschil uitgelegd tussen twee vala (zij ziet veel; ik zie meer).
In Hyndluljóð ontmoet de godin Freya de Völva Hyndla en rijden ze samen naar het Walhalla.
In Baldrs draumar gaat de oppergod voor een droomverklaring te rade bij een dode Völva (zie ook Hel en Garmr).
De reus Hrungnir schept in Asgaard op en laat zich door Freya bedienen als hij te veel bier heeft gedronken.
Thor wordt woedend. De reuzen maken een reus van modder om Rungner in zijn strijd tegen Thor bij te staan.
Ze noemen de modderreus Mökkurkalfi, hij krijgt het hart van een merrie. Mockerkalfe verliest veel water als hij Thor ziet naderen. Thor en Rungner slingeren op de grens van Asgard en Jotunheim de hamer en bijl, waarna de bijl van Rungner in tweeën breekt.
Eén helft verspreidt zich over de aarde (dit werden magneetstenen) en de andere helft raakt het hoofd van Thor.
Gróa (groei) probeert het deel van de bijl door middel van magisch gezang te verwijderen. Thor vertelt dan hoe hij de vroegere reus Örvandel (Orion) redde en door dit verhaal vergeet Groa haar toverspreuken.
In Grogaldern worden de noodzakelijke eigenschappen opgesomd die een kandidaat voor de inwijding moet hebben verkregen.
Svípdag moet van zijn stiefmoeder Skaði een onmogelijke opdracht uitvoeren, hij moet toegang krijgen tot de zaal van Menglad (zij die een juweel bezit, een naam voor Freya, eigenaar van Brisingamen - de mensheid).
Svípdag roept de hulp in van zijn dode moeder Groa (kan het je niet schelen dat je je zoon hebt gedwongen om naar de grafheuvel te komen).
Ze staat op uit de wereld der doden om de negen beschermende toverformules toe te zingen en zegt dat zelfs Skuld tevreden zal zijn.
Fjölsvinnsmál vormt een geheel met Grogaldern.
Geloven in iets is wat mensen hoop geeft om door te gaan, en wie zijn wij om die dromen en hoop af te nemen.
Ieder land kent zijn eigen sages en mythen, dat is ook een stukje geschiedenis.