top of page

Razzia van Putten

Razzia van Putten

In het dorp Putten in Gelderland werd op 1 oktober 1944 door de Duitse bezetters een razzia uitgevoerd, waarbij het grootste deel van de mannelijke beroepsbevolking werd afgevoerd naar diverse concentratiekampen.

In totaal kwamen 552 mensen om het leven.

In de nacht van 30 september op 1 oktober 1944 beschoten leden van de Puttense verzetsbeweging bij de Oldenallerbrug (ook wel "Poorterbrug" genoemd) tussen Putten en Nijkerk vanuit een hinderlaag een auto met daarin officieren van de Wehrmacht.

Het is nog steeds onduidelijk waarom men deze verzetsdaad uitvoerde en in wiens opdracht. Bij het vuurgevecht kwamen een Duitse officier en een van de verzetsmensen (Slotboom) om het leven.

Twee van de inzittenden, korporaals, wisten te vluchten en een andere officier vluchtte zwaargewond naar een nabijgelegen boerderij, vanwaar ook hij de Duitsers inlichtte.

Een dag later werd op bevel van generaal Friedrich Christiansen een vergeldingsactie uitgevoerd. Putten werd omsingeld door Duitse troepen van onder meer de Fallschirm-Panzer-Division 1 Hermann Göring die in het nabijgelegen Harderwijk waren gelegerd.

Waarom niet Nijkerk werd gekozen, dat dichter bij de beschietingen lag, is niet bekend.

De actie vond plaats onder leiding van Fritz Fullriede.

De vrouwen en mannen werden van elkaar gescheiden en ruim honderd woningen werden door Duitse en Nederlandse SS'ers in brand gestoken.

Zes mannen en een jonge vrouw werden doodgeschoten.

De vrouwen werden tot 21.00 uur in de kerk vastgehouden, de mannen en jongens werden opgesloten in de dorpsschool en de eierhal (beide op het Marktplein achter de kerk).

Op 2 oktober werden 659 mannen afgevoerd, in eerste instantie naar Kamp Amersfoort.

In Amersfoort werden 58 mannen wegens gezondheidsredenen vrijgelaten.

Vanuit Amersfoort werden de overige 601 mannen op 11 oktober op transport gezet naar het concentratiekamp Neuengamme.

Tijdens dat transport sprongen dertien mannen uit de trein.

Vanuit Neuengamme gingen de overgebleven mannen naar diverse buitenkampen van dit kamp, onder andere Husum-Schwesing, Ladelund, Bergen-Belsen, Meppen-Versen, Beendorf, Wöbbelin en Malchow.

Na de oorlog keerden slechts 48 mannen terug.

Van hen overleden naderhand nog vijf ten gevolge van de doorstane ontberingen.

De meerderheid van de slachtoffers stierf door ondervoeding, dwangarbeid of aan in de kampen opgelopen ziekten.

Een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de razzia is op 1 oktober 1949 door koningin Juliana onthuld.

Het monument bestaat uit een herdenkingshof, ontworpen door prof. Bijhouwer, en een zandstenen beeld van Mari Andriessen (de "treurende weduwe", in de volksmond "het Vrouwtje van Putten" genoemd).

Het verbeeldt een rouwende vrouw in klederdracht met een zakdoek in haar hand.

Ze kijkt in de richting van de Oude Kerk, van waaruit de mannen werden weggevoerd.

De herdenkingshof is opgenomen in de Top 100 Nederlandse monumenten 1940-1958.

Jaarlijks wordt op 2 oktober een stille herdenking bij het monument georganiseerd, die door honderden mensen wordt bijgewoond.

Kransen worden gelegd door het college van B&W, de Stichting Oktober 44, representanten van de Puttense schooljeugd en enkele organisaties uit binnen- en buitenland.

Er zijn geen sprekers.

Een muziekkorps speelt stemmige muziek en een zangkoor zingt een paar verzen uit Psalm 84:

Welzalig hij die al zijn kracht en hulp alleen van U verwacht, die kiest de welgebaande wegen

Deze verzen zongen de Puttense mannen voordat ze werden weggevoerd.

Aan het einde van de herdenking speelt het muziekkorps het Wilhelmus.

Ook hierbij wordt geen interactie vanuit het publiek verwacht uit piëteit met de nabestaanden en gevallenen.

Voor de 48 teruggekeerden was het na de oorlog niet gemakkelijk hun verhaal te vertellen. Putten was in rouw.

Door het grote verdriet van nabestaanden bestond er ook onbegrip en wantrouwen over hun terugkeer.

Binnen de wederopbouw van Nederland was er weinig aandacht voor hun verhaal.

Van opvang en begeleiding was in deze tijd nog geen sprake.

Daarnaast bleek hun persoonlijk verhaal vaak te moeilijk om te vertellen.

Pas vele jaren later begonnen enkele teruggekeerden te vertellen over de verschrikkingen in de kampen.

Er zijn geen overlevenden meer van de Razzia van Putten.

De laatste overlevende was Jannes Priem[2] (10 december 1925–22 augustus 2013).

Priem overleefde de kampen Neuengamme, Husum-Schwesing, Ladelund, Meppen-Versen en Bergen-Belsen, de straten van Hamburg tijdens de luchtaanvallen van de geallieerden.

Nog tot kort voor zijn dood vertelde hij zijn verhaal op lezingen in Nederland en in Duitsland.

De beeldvorming over de razzia van Putten wordt al vele decennia sterk bepaald door "strenggelovige Puttenaren die lijdzaam hun lot ondergaan", de "helende werking van de kerk" en de "verzoening met de Duitsers".

In 2008 werd in de publiciteit gesteld dat die beeldvorming rond de razzia van Putten "niet deugde".

In het boek De kinderen van Putten van historica Marleen van Westing wordt een genuanceerder beeld gegeven.

Het hoge sterftecijfer van de weggevoerde mannen in het concentratiekamp Neuengamme zou niet uitzonderlijk zijn, een kwart van de 660 opgepakte en weggevoerde mannen kwam niet uit Putten (er waren ook evacués uit Arnhem en Den Haag, voedselzoekers uit Amsterdam en toevallige voorbijgangers uit Harderwijk, Elspeet en Nijkerk) en bij de weggevoerden zaten mannen van allerlei gezindten: gereformeerd en hervormd, maar ook katholiek en atheïstisch.

De weggevoerde mannen moesten in Neuengamme hun persoonlijke eigendommen afgeven. In 2007 kwam de Puttense stichting Oktober 44 erachter dat International Tracing Service in Bad Arolsen over een archief beschikt waarin 17 miljoen persoonsdossiers zijn opgeslagen.

De stichting heeft vervolgens een bestand samengesteld met daarin zo veel mogelijk informatie over de 589 mannen die destijds in Neuengamme aankwamen.

Dit bestand werd naar het archief gestuurd, waar men een steekproef deed met 35 namen. Het bleek dat van al deze namen een dossier aanwezig was.

Vervolgens reisde een vertegenwoordiging van de stichting in september 2007 af naar het archief, om daar op zoek te gaan naar eigendommen van Puttense mannen.

Tachtig van de dossiers werden bekeken en van vijf hiervan bleek een envelop met goederen aanwezig.

Een van deze vijf was van Jaap van Wincoop.

Hij overleefde de deportatie en kreeg 63 jaar na inbeslagname zijn portemonnee terug.

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page