De Lichtstad
De stad Eindhoven heeft een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse luciferindustrie.
Dat Eindhoven de naam Lichtstad draagt is dan ook niet vanwege de aanwezigheid van gloeilampenfabriek Philips, hoewel ze tegenwoordig nauw met dit product verbonden is.
De naam is ontstaan door de aanwezigheid van luciferfabrieken in deze stad, en de geschiedenis daarvan voert terug tot 1870, terwijl Philips pas in 1891 is gekomen.
Mennen & Keunen was de eerste grote luciferfabriek in Nederland opgericht door de bankier Christiaan Mennen en zijn zwager Everardus Keunen.
Ze startten in 1870 aan de Bergstraat te Eindhoven.
De lucifer was een Zweedse vinding uit 1844.
Eindhoven was gunstig vanwege de aanwezigheid van populieren en van goedkope arbeid. Na de invoerring van rode fosfor in plaats van het gevaarlijke witte fosfor werden lucifers Safety Matches genoemd, waarbij vanwege het Zweedse patent vaak naar Zweden werd verwezen.
Het bedrijf produceerde onder meer de bekende molenlucifers: lucifers in spanen doosjes waarop etiketten met molens.
Ook in Teteringen, Breda, Amersfoort, Deventer en de omgeving van Apeldoorn kwamen luciferfabrieken.
De Eindhovense fabriek startte met een personeelsbezetting van 200 mensen, in 1885 werkten er al 900 mensen.
Aanvankelijk geschiedde veel van de arbeid in de vorm van huisnijverheid.
Vissers & Langemeijer werd in 1880 opgericht als tweede luciferfabriek in Eindhoven, maar werd al in 1884 door Mennen & Keunen overgenomen.
Het bedrijf stond aan de Vestdijk.
In 1887 ontstond een landelijke overcapaciteit, waarna op initiatief van Mennen & Keunen een viertal fabrieken samengingen in de Vereenigde Nederlandsche Lucifersfabrieken, dit waren de fabrieken te Eindhoven, Deventer, Amersfoort (Beuker & de Valk ) en Apeldoorn. Uiteindelijk werden drie van deze fabrieken gesloten en vanaf 1892 werden alleen in Eindhoven nog lucifers gemaakt.
In 1870 werd de fabriek Mennen & Keunen te Eindhoven opgericht.
In 1880 werd Vissers & Langemeijer te Eindhoven opgericht.
Dit werd in 1884 door Mennen & Keunen overgenomen.
In 1887 ontstond overcapaciteit. De Vereenigde Nederlandsche Lucifersfabrieken (VNLF) werd opgericht, bestaande uit de fabrieken te Eindhoven, Deventer, Amersfoort en Apeldoorn.
De laatstgenoemde fabrieken werden gaandeweg gesloten.
In 1920 kocht de Zweed Ivar Kreuger alle nog bestaande Nederlandse luciferfabrieken op, teneinde een monopolie te verwerven.
Het betrof Breda, Teteringen, Roosendaal en Eindhoven.
Hij bracht ze samen in de Vereenigde Hollandsche Luciferfabrieken (VHLF).
De fabrieken in Roosendaal en Teteringen werden gesloten en de overige fabrieken werden ondergebracht in Swedish Match.
In 1967 werd door VHLF een moderne fabriek te Eindhoven gebouwd. Breda en Weert sloten.
In 1979 werd de productie in Eindhoven beëindigd, en daarmee verdween de luciferindustrie uit Nederland.
Ten behoeve van de luciferindustrie werden er, met name in de omgeving van Eindhoven, veel populieren aangeplant.
In een luciferfabriek vinden een aantal onderscheiden processen plaats:
De ingrediënten voor de kop en het strijkvlak worden bereid door middel van malen, mengen, en aanmaken met water tot een pap.
De kop bevat bijvoorbeeld: 50% kaliumchloraat, 5% kaliumchromaat, 5% zwavel, 25-30% vulmiddel, zoals glasmeel, zinkwit, of krijt, 15% lijm en eventueel een kleurstof, bijvoorbeeld rode oker of vermiljoen. Ook andere stoffen worden wel toegepast, zoals kaliumnitraat, lood(II)nitraat, lood(IV)oxide en antimoonsulfide.
Het strijkvlak bevat bijvoorbeeld: 53% rode fosfor, 10% antimoonsulfide, 13% roet of minerale verf en 24% lijm. Andere gebruikte stoffen zijn: bruinsteen, lood(II)oxide, bariumsulfaat en roet.
De stokjes worden gewoonlijk vervaardigd van populierenhout. Populieren kunnen 25 jaar na hun aanplant al gekapt worden. Dit hout wordt in schijven gezaagd, van de bast ontdaan en vervolgens geschild, zodat vellen ter dikte van één stokje ontstaan. Deze worden tot stokjes versneden en in ammoniumfosfaat gedrenkt om nagloeiing te verhinderen, en in paraffine gedompeld om de ontvlambaarheid te verbeteren. De stokjes worden gedompeld in het koppenmateriaal dat in droogschappen stolt en wordt uitgehard. Overigens wordt slechts 50% van het hout effectief gebruikt. Het houtafval kan worden gebruikt als energiebron of tot spaanplaat worden verwerkt.
De doosjes, bestaande uit een huls en een lade, werden tot 1970 vervaardigd van fineerhout dat beplakt werd met papier. Tegenwoordig worden de doosjes uit dun karton vervaardigd. Op de zijkanten van de huls worden de strijkvlakken aangebracht en op de bovenzijde het etiket. Soms worden ook luciferboekjes geproduceerd. Deze zijn uit dun karton vervaardigd.
De doosjes worden gevuld en vervolgens verpakt.
Frans Otten, die op het Eindhovense bedrijf had gewerkt, stichtte in 1936 een eigen luciferfabriek te Weert.
Toen de VHLF in 1967 een nieuwe fabriek te Eindhoven bouwde heeft Otten zijn fabriek aan de Zweden verkocht.
Spoedig werd de productie te Breda en Weert beëindigd.
De moderne fabriek te Eindhoven (die onder meer Molen Lucifers vervaardigde) werd verkocht en staakte de productie op 31 december 1979.
Sindsdien worden in Nederland geen lucifers meer gefabriceerd.
Aan de Vestdijk te Eindhoven bevindt zich nog een reusachtige inpandige hal die heeft toebehoord aan de luciferfabriek van Mennen & Keunen.
Deze hal was vanaf 1907 in gebruik bij sigarenfabriek Meyer Blomhof, en werd in 1916 verkocht aan Van der Meulen.
Daarna was ze jarenlang in gebruik als garage (Van der Meulen-Ansems), deze garage is in 2007 opgeheven.
De hal is nog in gebruik als parkeergarage.
De originele gietijzeren pilaren en de muurschilderingen met reclame voor motorolie etc. zijn nog intact.
De parkeeerhelling in het aangebouwde deel bestaat uit indrukwekkend krakende metalen platen.
De buitenwand is nog zichtbaar vanaf de Raiffeisenstraat.
De bedoeling is dat deze hal gehandhaafd blijft als industrieel monument en wordt ingericht voor culturele doeleinden en/of als uitbreiding van het nabijgelegen hotel.