top of page

Watersnood in Nederland

Een overstroming is een gebeurtenis waarbij een aanzienlijke hoeveelheid water uit een zee, rivier of meer plaatsen bereikt die normaal gesproken niet onder water staan.

Indien dit ernstige vormen aanneemt, spreekt men door de verwoestende uitwerking ook wel van watersnood of ramp.

Land dat door een overstroming definitief verloren gaat, noemt men wel verdronken land.





Toen 160 jaar gelden het hele Land van Maas en Waal ondergelopen was en het westelijk gedeelte van de Bomelerwaard, waren er nog geen ramptoeristen.

Althans niet volgens de kranten van die dagen.

Door de barre weersomstandigheden en het grote gevaar, keken de mensen wel uit.

Zo mobiel was de samenleving van 1861 bovendien ook niet.

Even gaan kijken naar een waterramp was 160 jaar geleden alleen voorbehouden aan de Commissaris van de Koning, hij kwam naar Empel en Alem, en aan koning Willem III, die het zwaar getroffen (Beneden-) Leeuwen bezocht.

Door ijsgang op de Waal en kruiend ijs tegen de dijken, bezweken die op verschillende plaatsen.

Op 5 januari bij Brakel, de volgende dag bij Zuilichem en vervolgens bij Aalst.

De gehele westelijke Bommelerwaard overstroomde.

Op 1 februari begaf de Waaldijk bij Leeuwen het en toen liep ook het hele Land van Maas en Waal als een badkuip vol, van Waal- tot Maasdijk.

27 dorpen overstroomden.

Er stond zoveel water dat het uiteindelijk bij Alphen over de dijk, de Maas instroomde.

Tientallen bewoners kwamen om, duizenden raakten dakloos. In Lith klonken ‘hartverscheurend gejammer en gekerm’ van de overzijde van de Maas van de vele mensen uit Alphen en Maasbommel die naar de dijk gevlucht waren.

Er werden reddingsacties op touw gezet.

Op 4 februari zijn meer dan 100 mensen met schuiten van de dijk afgehaald.

Ook daarna gingen waaghalzen uit Lith, Lithoijen, Oijen en Megen met gevaar voor eigen leven, de met ijsschotsen bezaaide Maas over om mensen te redden of om brood en kleding te brengen.

De Alphense veermannen Arnoldus Janssen en Jan Prosman voeren met hun zonen Daniel en Marinus en drie gebroeders Van Zoest, met het motorveer het rampgebied in om mensen van de daken te halen.

Ook vanuit Lith werden boottochten ondernomen.

De namen van de Lithse helden kwamen op 12 februari in de krant: J van Ballegooi, de gebroeders W. en T. van het Hoofdt, G. Peters en A Peters. 350 mensen uit Alphen werden ondergebracht in de schoolgebouwen van Lith, Megen en Ravenstein.

Zelfs thuis bij de Lithse burgemeester Van Krey. Brabant kwam er evenmin zonder kleerscheuren vanaf.

Op 6 januari bezweek bij Herpen de Weteringsewal.

Binnen vier uur stond ruim twee derde van de gemeente onder water. 87 inwoners vluchtten met hun vee naar hoger gelegen gebied, 74 zochten toevlucht op zolders, er raakten 161 huizen verwoest, 750 mensen werden dakloos.

De Provinciale Noord- Brabantse en ’s-Hertogenbosch Courant inventariseerde op 25 januari tussentijds de schade.

Tot dan toe waren in de Maasdorpen tussen Lith en Ravenstein en in het ondergelopen buitengebied van Berghem, met uitzondering van Megen, ongeveer tweeduizend mensen dakloos geworden. Er werd een nationale loterij van kunstvoorwerpen georganiseerd voor de getroffen bevolking.

In Oss verkocht een speciale commissie onder leiding van burgemeester H. van den Heuvel loten voor één gulden.

De KVA hield een benefietconcert en haalde 55 gulden op voor het rampenfonds. Solidariteit is van tijden.

In Nederland en omliggende landen worden overstromingen vooral veroorzaakt door de Noordzee, die door storm wordt opgestuwd, waardoor dijken kunnen doorbreken.

Combinatie met een springtij en/of hoge waterstanden in de benedenloop van de grote rivieren kan dit effect nog versterken.

Bij de laatste grote stormvloed, de Watersnood van 1953, had de combinatie van een langdurige zware noordwesterstorm en een springvloed rampzalige gevolgen.

Het overstromingsrisico kan worden vastgesteld met behulp van modellen.

Maar ook langs de rivieren zijn regelmatig dijken doorgebroken.

Extreme regenval in de bovenstroomse gebieden of veel smeltwater uit de Alpen kan leiden tot wateroverlast. Naast hoogwater kunnen ook andere oorzaken tot overstromingen leiden, zoals dijkverzakkingen door langdurige droogte.

In tegenstelling tot een overstroming door zeewater loopt het rivierwater in hoger gelegen gebieden na verloop van tijd vanzelf weer weg, maar kan ondertussen voor veel schade en overlast zorgen.

In lagergelegen gebieden moet water uit laaggelegen polders worden weggepompt.

In stedelijke gebieden kunnen overstroming worden veroorzaakt of verergerd door de grote hoeveelheid verharding. Verharding zorgt er namelijk voor dat dat het regenwater niet kan infiltreren, met als gevolg een hoge afstroming via het oppervlak, die op zijn beurt mogelijk groter is dan de lokale afvoercapaciteit.

Ook door hevige regenval in bergachtige gebieden kunnen ernstige overstromingen optreden in lager gelegen dalen.

Onder sommige omstandigheden kan ook het snel smelten van sneeuw op bergen leiden tot overstromingen.

In tropische landen kunnen overstromingen ontstaan door enorme regenval tijdens de moesson.

In bijvoorbeeld Bangladesh zijn hierdoor verschillende rampen geweest (onder andere in 1989 en in 2004). Zeebevingen kunnen leiden tot tsunami's, vloedgolven die grote schade aanrichten zodra zij een kust raken.

En in 2006 kreeg Oost-Java te maken met een modderstroom van extreme omvang.

Hierbij begon de modder uit de grond te stromen na een boring.

Ook kan een gebied door menselijk ingrijpen opzettelijk onder water worden gezet, dit heet inundatie.

Er kunnen hier verschillende redenen voor zijn.


In 1993 zorgde hoogwater in Nederland op verschillende plaatsen langs de grote rivieren - hoewel er geen dijken doorbraken - voor veel overlast.

In 1995 volgde weer een hoogwatergolf.

Dit was de hoogste sinds 1926.

Omdat getwijfeld werd aan de stabiliteit van de dijken, werden in januari 1995 in één week tijd circa 250.000 mensen geëvacueerd, en ook de complete veestapels van de boeren in het gebied.

Toen na enige dagen het water daalde en er geen dijken bezweken waren kon men weer terugkeren.



Naast brandweer en leger werden in 1993 en 1995 gespecialiseerde eenheden met reddingsvlet en getrainde bemanning van Reddingsbrigade Nederland (KNBRD) opgeroepen en ingezet voor evacuatie en hulpverlening in de overstroomde gebieden. Door de aanhoudende regen zijn in Twente en de Achterhoek rivieren en kanalen buiten hun oevers getreden. Straten en landerijen staan blank, bruggen zijn weggeslagen of scheef gezakt, dijken verzakken.

Hevige regenval heeft onder meer in 1998 voor wateroverlast gezorgd.

In juli 2021 zorgde hevige regenval in het Nederlands-Duits-Belgische grensgebied voor overstromingen van (onder andere) de Geul, de Gulp en de Roer.

Het KNMI gaf voor het eerst een weeralarm code rood af voor regenval (meer dan 75mm in 24 uur).

Lokaal viel er in Limburg meer dan 150mm en stroomopwaarts langs de Maas in België meer dan 200 mm.

Ook in Luxemburg, Noordrijn-Westfalen en Rijnland-Palts viel zeer veel regen en waren er overstromingen.

De Maas bereikte een recordafvoer, vergelijkbaar met het hoogwater van 1993.

Het centrum van Valkenburg liep geheel onder water.

Bewoners moesten met landbouw- en leger-voertuigen geëvacueerd worden.

In Roermond moesten honderden mensen hun huis uit vanwege de dreigende overstroming van de Hambeek, een zijriviertje van de Roer.

De veiligheidsregio Zuid Limburg riep de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) 4 af, de hoogste regionale rampenstatus.

Defensie kwam te hulp met 4-tonners voor de evacuaties, en ook eenheden van de Nationale Reddings Vloot (NRV) van de reddingsbrigade kwamen vanuit het hele land in actie.

De overstromingen zorgden ook in Duitsland en België voor grote verwoestingen in dorpen langs de rivieren, waarbij tientallen mensen om het leven kwamen of vermist raakten.


Om dijkdoorbraken beter te begrijpen zijn met opzet dijken doorgebroken.

Dit gebeurde op de IJkdijk, een laboratorium waarin dijken worden gebouwd en vernield.

Sensorsystemen leggen het hele proces vast.

Het onderzoek naar de sensorsystemen zelf vormt de basis voor de ontwikkeling van een waarschuwingssysteem voor dijkfalen.


Met de kadebreuk van Wilnis of de dijkdoorbraak Wilnis wordt het op 26 augustus 2003 bezwijken van een gedeelte van de ringdijk langs de ringvaart van de Polder Groot-Mijdrecht in het Utrechtse Wilnis bedoeld.

De uit veengrond bestaande kade is als het ware weggedreven op boezemwater dat via ontstane scheuren diep onder het veenlichaam terecht kon komen.

De droogte tijdens de hittegolf van 2003 speelde hierbij een belangrijke rol.

Een proces van door uitdroging ontstane gewichtsafname, deformatie en scheuring van de veengrond leidde volgens onderzoek van het instituut 'GeoDelft' uiteindelijk tot het bezwijken van de kade.



De watersnood van 1953, meestal aangeduid als de Watersnoodramp of Februariramp en aanvankelijk ook wel als Sint-Ignatiusvloed of Beatrixvloed, voltrok zich in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953.

De ramp werd veroorzaakt door een stormvloed in combinatie met springtij, waarbij het water in de trechtervormige zuidelijke Noordzee tot extreme hoogte steeg.

Het aantal doden bedroeg 1836 in Nederland, 307 in het Verenigd Koninkrijk, 224 op zee, waaronder 133 bij het vergaan van een Engelse veerboot en 28 in België.

De ramp was aanleiding voor de ontwikkeling van een sterk verbeterde kustverdediging met zware stormvloedkeringen.

Het meest ingrijpend zijn de Deltawerken in Nederland, terwijl in Engeland onder meer de Thames Barrier en een stormvloedkering in de rivier Hull zijn gebouwd.



Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page