top of page

Syrie

Syrië, officieel de Arabische Republiek Syrië, is een land in Azië.

Het grenst in het westen aan de Middellandse Zee, in het noorden aan Turkije, in het oosten en zuidoosten aan Irak, in het zuiden aan Jordanië en in het zuidwesten aan Libanon en Israël. Een deel van Syrië, de Golanhoogvlakte, is door Israël geannexeerd.

De Eufraat doorsnijdt het land van noordwest naar zuidoost.

De hoofdstad is Damascus.

Andere grote steden zijn Aleppo, Homs, Hama en Latakia.

De moderne Syrische staat werd opgericht na de Eerste Wereldoorlog als een Frans mandaatgebied.

Het kreeg onafhankelijkheid in april 1946.

De post-onafhankelijkheids-periode was tumultueus en een groot aantal militaire staatsgrepen en pogingen tot staatsgrepen in het land vond plaats tussen 1949 en 1971.

Tussen 1958 en 1961 had Syrië een unie met Egypte, die beëindigd werd door een militaire coup.

De president van Syrië is Bashar al-Assad, die zijn vader Hafiz al-Assad na diens dood in 2000 opvolgde.

Syrië behoort tot de Arabische Liga maar is geschorst per 16 november 2011.

Sinds het voorjaar van 2011 is Syrië het toneel van een grootschalige gewapende opstand tegen de Syrische overheid, die inmiddels is uitgemond in een burgeroorlog, een conflict dat meer dan 586.000 doden heeft geëist en 5.6 miljoen mensen het land heeft doen ontvluchten.

De naam Syrië is afgeleid van de oude Griekse naam voor Syriërs, Σύριοι, of Σύροι, die de Grieken toepasten op de oorspronkelijke inwoners van het gebied, de Arameeërs.

Vermoedt wordt dat de naam is afgeleid van de Aramese koning Syros.

De Arameeërs behoren tot een van de eerste volkeren die zich tot het christendom bekeerden. Nadat ze zich bekeerden tot het christendom in de eerste eeuw namen de Arameeërs de Griekse term "Syriërs" (Suryoye) over als zelfaanduiding, omdat de oude naam in verband werd gebracht met hun heidense geloof waar ze afstand van gedaan hadden.

De termen Syriërs en Arameeërs worden vaak als synoniemen gebruikt.

In de NBG Bijbelvertaling spreekt men van de Arameeërs, in de Statenvertaling van Syriërs.

Het Nederlandse woord "Syrisch" betreft, enigszins verwarrend, twee onderscheiden zaken: de ene, het - christelijk-Aramese - geestelijk erfgoed dat verder reikt dan het land Syrië, én de andere, alles wat met het land Syrië te maken heeft.

De naam Syrië werd van de oudheid tot de Eerste Wereldoorlog gebruikt voor het gebied tussen de hele oostkust van de Middellandse Zee (de Levant) en de Eufraat.

Dit Groot-Syrië omvatte dus ook de huidige staten Libanon, Jordanië, Israël, Palestina plus aangrenzende streken in Turkije.

In het Oude Testament werd Syrië Aram genoemd.

Damascus werd dan ook Aram-Damascus genoemd.

Diverse Aramese stadstaten domineerden het oude Syrië zoals Bît-Agushi, Sam'al en Aram-Damascus. In 2 Sam. 8 lezen we hoe koning David de Arameeërs versloeg.

Maar lang heeft Israël Aram niet onder de duim kunnen houden. Benhadad, de koning van Aram (Syrië) deed telkens invallen in Israël.

Hij belegerde zelfs een keer Samaria waardoor er een grote hongersnood in de stad ontstond. Ook de Aramese/Syrische koning Hazaël begint direct na zijn troonsbestijging invallen te doen in Israël.

Syrië werd achtereenvolgens veroverd en bestuurd door de Perzische Achaemeniden, die in de 4e eeuw v. Chr. verslagen werden door Alexander de Grote.

Zijn opvolgers, de Seleuciden, regeerden enkele eeuwen. In 63 v. Chr. veroverde de Romeinse generaal Pompeius Syrië.

De Romeinen maakten het gebied tot een provincia van hun rijk: Syria.

In de late oudheid bleef het gebied een twistpunt tussen de Romeinen en de Perzische Sassaniden. Antiochië was de traditionele uitvalsbasis van de Romeinse legers in hun veldtochten tegen de Perzen.

De Limes Arabicus vormde de grens met de Perzen.

Nisibis, nu net over de grens met Turkije gelegen, vormde de belangrijkste grensplaats tussen het Romeinse Rijk en het Perzische rijk.

In de 7e eeuw veroverden de Arabieren het land tijdens de Slag bij de Jarmuk in 636.

De Arabische dynastie van de Omajjaden regeerde vanuit Damascus ruim een eeuw over het Arabische Rijk.

De Omajjaden bouwden de beroemde Omajjadenmoskee in Damascus.

In 749 werden de Omajjaden verslagen door de Abbasiden en verloor Damascus zijn belangrijke betekenis.

Het centrum van de islamitische macht verschoof naar Mesopotamië.

Het gebied wat nu Syrië is werd in de 11e eeuw veroverd door de Turkse Seltsjoeken, vervolgens door de tot de islam bekeerde Mongolen, de Egyptische mammelukken en in de zestiende eeuw door de Ottomanen.

De Ottomanen zouden blijven regeren tot aan de Eerste Wereldoorlog.

In de Eerste Wereldoorlog veroverden de geallieerden (Fransen en Engelsen), gesteund door Arabische opstandelingen, het gebied.

Gedurende een korte tijd was Syrië een onafhankelijk koninkrijk, maar al snel werd het een mandaatgebied van de Fransen die Syrië bezetten en de afsplitsing van Libanon bewerkstelligden.

Dit werd overeengekomen op de Conferentie van San Remo.

Het Syrische leger werd de genadeklap toegebracht in de Slag bij Maysaloun op 24 juli 1920.

Het oorspronkelijke Frans Mandaat Syrië bevatte naast het huidige Libanon, ook de Republiek Hatay, voorheen bekend als de Sandjak van Alexandretta.

Dit gebied is de huidige Turkse provincie Hatay.

Op dat laatste gebied maakte Syrië aanspraak tot na het overlijden van president Hafez al-Assad.

De Fransen bleven in Syrië tot 1946.


Syrie ligt in de zogenaamde Vruchtbare Sikkel, de streek in het Midden-Oosten waar de landbouw zo'n 10.000 jaar geleden is ontstaan.

De strategische ligging van Syrië heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis.

De westkant van Syrië, de streek Levant is vruchtbaar en bewoond.

In het oosten ligt Mesopotamië, eveneens zeer vruchtbaar.

Hier tussen vormt het hartland van Syrië een belangrijke verbinding, want ten zuiden is een woestijn en ten noorden het bergachtige Anatolië.

Het land werd in prehistorische tijden bewoond door verschillende stammen.

De voormalige stad Ebla in Noord-Syrië werd ongeveer in 3000 v.Chr. gesticht en had op een gegeven moment zo'n 260.000 inwoners.

Vermoedelijk is de stad in 2260 v.Chr. door de Akkadiërs veroverd, maar werd het opnieuw een hoofdstad onder de Amorieten.

Later veroverden de Hettieten de stad en streek, maar ook de Hurrieten, Assyriërs, Arameeërs en Babyloniërs hebben het land bewoond.

Ook de Perzische Achaemeniden bewoonden Syrië.

In 333-332 v.C. veroverde Alexander de Grote het land. Na zijn dood vestigde het hellenistische Seleucidenrijk zich in Syrië.

De oudste overblijfselen die in Syrië gevonden zijn dateren van het paleolithicum (ca 800.000 v.Chr.).

Op 23 augustus 1993 vond een Japans-Syrisch opgravingsteam gefossiliseerde menselijke resten in de Dederiyeh Grot op ongeveer 400 km ten noorden van Damascus.

De botten die in deze grot gevonden werden waren die van een neanderthaler kind met een geschatte leeftijd van 2 jaar dat leefde in het middenpaleolithicum (ca 200.000 tot 40.000 jaar geleden).

Alhoewel al veel botten van neanderthalers gevonden waren was dit de eerste keer dat bijna een volledig compleet skelet van een kind gevonden werd in de staat bij begraven.

Archeologen hebben aangetoond dat de beschaving in Syrië een van de oudste ter wereld was.

Syrië maakt deel uit van de vruchtbare sikkel en sinds ongeveer 10.000 v.Chr. was het een van de centra van de neolithische cultuur (PPNA) waar landbouw en veeteelt voor de eerste keer werd toegepast.

De neolithische periode (PPNB) wordt weergegeven door rechthoekige huizen van de Mureybet-cultuur.

Vondsten van obsidiaan gereedschappen uit Anatolië zijn bewijs van vroege handels betrekkingen.

De steden Hamoukar en Emar floreerden tijdens de late neolithicum en bronstijd.

In 83 v. Chr. werd Syrië veroverd door Tigranes van Armenië. Bij diens val in 63 v. Chr. lijfde Pompejus het als Romeinse provincie in en de Romeinen vestigden er belangrijke bases in hun nieuwe provincia Syria.

Zo breidden zij de stad Palmyra sterk uit.

In het Romeinse keizerrijk was het een militair bijzonder belangrijke provincie, vooral gezien de macht en de dreiging van de Parthen in het achterland.

Syrië wordt de bakermat van het christelijk geloof genoemd.

Hier begon Paulus in de 1e eeuw zijn bekeringstocht door Klein-Azië.

Bekend is het verhaal dat Paulus, de joodse christenvervolger, op weg naar Damascus een visioen kreeg, zich bekeerde en vervolgens het christendom ging prediken.

In Syrië vinden we de vroegste christelijke kerken.

Bij de splitsing van het Romeinse Rijk (395) kwam het gebied onder Constantinopel te staan dat Syrië tot in de 7e eeuw bestuurde.

Ten tijde van Justinianus I (527-565) en later weer onder Heraclius (610-641) werden de belangrijkste steden van Syrië door de Perzen veroverd.

In de 7e eeuw verovert het Arabische Rijk Syrië (Slag bij Ajnadayn, 634 en Slag bij de Jarmuk, 636).

Doordat de Arabische stadhouder van Damascus Moe’awijja in 661 zegevierde in de strijd om het kalifaat, werd Damascus een eeuw lang de hoofdstad van de dynastie van de Omajjaden. De Arabieren bouwen onder andere de Grote Moskee van Damascus (706-715) op de plaats van een christelijke basiliek toegewijd aan Johannes de Doper.

Damascus blijft de hoofdstad van het rijk totdat in 749 de Omajjaden verslagen worden door de Abbasiden, die de hoofdstad van het Arabische Rijk al gauw naar Bagdad verplaatsen.

Bagdad werd in 1055 door de Turkse Seltsjoeken veroverd.

De Turken erkenden de suzereiniteit van de kalief, maar namen wel een groot deel van de (wereldlijke) macht in handen.

Later veroverden zij ook Syrië en Anatolië, maar na de dood van hun leider Malik Sjah I in 1092 viel het rijk uiteen in vele kleine staatjes.

De verdeeldheid in het rijk van de Seltsjoeken maakte het voor de kruisvaarders mogelijk het westen van Syrië te veroveren en daar enkele kruisvaardersstaten te stichten rond Tyrus, Beiroet, Tripoli en Antiochië.

Damascus bleef echter Seltsjoeks.

De reactie tegen de kruisvaarders ging uit van Zengi, atabek van Mosoel en de uit Koerdistan afkomstige Saladin die de kruisvaarders uiteindelijk verdreef en Jeruzalem heroverde (1187).

Saladin stichtte de dynastie der Ajjoebiden die enige tijd over Syrië heerste.

Begin dertiende eeuw werd het Midden-Oosten opgeschrikt door het Mongoolse Rijk.

De Mongolen veroverden in korte tijd Iran en in 1258 Bagdad, waarna zij oprukten naar het westen.

De Turkse Mammelukken, een soldatenklasse met hun basis in Egypte, versloegen hen echter en kwamen daarna in opstand tegen de falende dynastie der Ajjoebiden.

De Mammelukken heersten in Syrië tot het in 1516 door de sultan der Osmanen, Selim I veroverd werd. Syrië vormde na die tijd een Turkse provincie.

Niettemin kwamen de Syrische emirs herhaaldelijk in opstand tegen de Turkse machthebbers. In 1833 kwam Syrië onder de heerschappij van Mohammed Ali, onderkoning van Egypte, maar door tussenkomst van de Europese mogendheden keerde het in 1840 terug onder de heerschappij van de Hoge Porte.

Voortdurende oorlogen en binnenlandse ongeregeldheden hielden in deze periode een voorspoedige ontwikkeling van land en volk lang tegen.

De Osmanen wisten tot de Eerste Wereldoorlog hun greep op het Midden-Oosten te behouden.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog lukte het de Britse officier T.E. Lawrence, beter bekend als Lawrence van Arabië om de Arabieren over te halen een opstand tegen de Turken te beginnen, ondanks het feit dat de Turkse sultan had opgeroepen tot een jihad.

Tijdens de Arabische Opstand vochten Arabieren onder leiding van Hoessein ibn Ali zij aan zij met geallieerde soldaten.

De Britse generaal Allenby liet Feisal, de zoon van Hoessein, triomfantelijk Damascus binnen rijden, hoewel met name Australische troepen hard gevochten hadden om de stad te veroveren.

De Britten hadden in de Hoessein-McMahoncorrespondentie aan de Arabieren onafhankelijkheid beloofd in het Midden-Oosten, maar sloten kort daarna in 1916 een overeenkomst met de Fransen, het Sykes-Picotverdrag, dat het Midden-Oosten opdeelde in een Frans en een Brits gebied.

In 1920 werd het onafhankelijk koninkrijk Syrië opgericht onder koning Faisal I, die ook later koning van Irak zou worden.

Zijn heerschappij duurde slechts enkele maanden totdat het Syrische leger de Slag van Maysalun had verloren van de Fransen.

Hierna plaatste de Volkerenbond Syrië onder een Frans mandaat.

Dit bleef zo totdat in de Tweede Wereldoorlog Syrië onder het bewind van Vichy-Frankrijk viel en het in juli 1941 door de Britten samen met de Vrije Fransen veroverd werd in Operatie Exporter.

Hierna riep Syrië zijn onafhankelijkheid uit, maar die werd pas in 1944 erkend door de meeste landen.

De Fransen bleven in Syrië tot 1946.

Op 17 april 1946 werd de Syrische Republiek onafhankelijk.

Onafhankelijk Syrië werd een seculiere republiek die, gesteund door de Sovjet-Unie, toenadering zocht tot andere Arabische landen.

Van 1958 tot 1961 vormde Syrië een staatkundige eenheid met Egypte als de Verenigde Arabische Republiek (VAR).

In 1961 maakte een militaire coup een einde aan de VAR.

Hafez al-Assad begroet Richard Nixon bij de luchthaven van Damascus in juli 1974.Quneitra, grotendeels vernietigd voor de Israëlische terugtrekking in juni 1974.

In 1963 kwam de Ba'ath-partij, via een nieuwe staatsgreep, aan de macht in Syrië.

In 1967 werd Syrië betrokken in de Zesdaagse Oorlog tussen een Arabische coalitie en Israël. Syrië verloor de Golanhoogten aan Israël.

Op 22 februari 1971 werd Hafiz al-Assad president van de Syrië.

Deelname aan de Jom Kipoeroorlog in 1973 en inmenging in de Libanese Burgeroorlog (1975-1990) leverden weinig tastbaar resultaat op, maar Syrië bleef wel een machtsfactor in de regio. Het terugkrijgen van de Golanhoogten van Israël, op welke manier dan ook, blijft een hoofddoelstelling van de buitenlandse politiek, naast een oplossing van het Arabisch-Israëlisch conflict en het vergroten van de invloed in Libanon.

Na het overlijden van Hafiz al-Assad in 2000 werd hij als president opgevolgd door zijn jongste zoon Bashar al-Assad.

Ten tijde van de Irakoorlog vluchtten Irakezen naar Syrië om het escalerende sektarische geweld tussen sjiieten en soennieten en het verzet tegen de nieuwe regering na de val van Saddam Hoessein te ontvluchten.

Militaire situatie in de Syrische burgeroorlog.

■In handen van de Syrische overheid

■In handen van Koerdische troepen (Rojava)

■In handen van de Islamitische Staat (in Irak en de Levant) (IS)

■In handen van andere rebellen: VSL en Islamitisch Front

■In handen van Jabhat al-Nusra


Nadat eind 2010 in Tunesië demonstraties begonnen waren en daarbij Ben Ali was verjaagd, verspreiden de demonstraties zich door de hele Arabische wereld waaronder in Syrië.

In reactie op de demonstraties kondigde Assad hervormingen aan, er werd een nieuwe grondwet aangenomen waarin niet langer stond dat de Ba'athpartij, een Arabisch nationalistische en socialistische partij, de staat en de samenleving leidt en dat er ook andere politieke partijen mochten gevormd worden die niet lid zijn van het Nationaal Progressief Front (NPF), wel mochten partijen niet gebaseerd zijn op religie of etnische basis.

Vervolgens werden er in 2012 parlementsverkiezingen gehouden waarbij ook partijen die niet lid waren van het NPF, zetels, wonnen.

Door de rebellen werden deze verkiezingen als oneerlijk beschouwd.

De demonstraties veranderden al snel in een burgeroorlog waarbij het Syrische Arabische Leger van president Assad en pro-Assadmilities de rebellen, door de seculiere regering gezien als "terroristen", met grof geweld bestrijden. Syrië en zijn bondgenoten Rusland,

Volksrepubliek China en Iran schrijven de opstand en het geweld toe aan een jihad door intolerante islamisten en salafistische terroristen, streng wahabitische monarchieën zoals Qatar en Saoedi-Arabië, Frankrijk, en wapenleveringen vanuit de Verenigde Staten, de NAVO, Israël en Turkije.

Assad verklaarde in november 2012 tegenover RT, dat er in Syrië geen sprake is van een burgeroorlog, maar van pogingen tot buitenlandse inmenging door regionale en internationale grote mogendheden, salafistisch extremisme en van terrorisme tegen de staat.

Hij verklaarde nooit onder buitenlandse druk afstand te zullen doen van het presidentschap tenzij via algemene vrije verkiezingen door de Syrische bevolking in 2014.

President Assad verklaarde tegenover de Armeens-Russische journaliste in Syrië te willen blijven, leven en ook sterven.

Tevens verklaarde hij de weg van onderhandelingen met geweldloze oppositiepartijen en geleidelijke democratische transitie te willen volgen om zo niet de weg vrij te laten voor islamistische extremisten en „imperialistische” plannen met het Midden-Oosten en de belangrijke en olierijke Arabische wereld.

In 2014 werden er presidentsverkiezingen gehouden waarbij ook andere kandidaten dan Assad mochten meedoen, hij won die verkiezingen met 88,7% van de stemmen.

Arabisch is de officiële taal en het Syrisch-Arabisch is de meest gesproken taal. Koerdisch wordt veel gesproken in de Koerdische gebieden van Syrië.

Veel (hoger) opgeleide Syriërs spreken ook Frans of Engels.

Onder de Armenen en Turkomannen wordt ook Armeens respectievelijk een Turks dialect gesproken.

Voor de opkomst van het Arabisch was Aramees de lingua franca van de regio en deze taal wordt nog steeds gesproken door Arameeërs voornamelijk in het noorden van het land. Het Syrisch-Aramees wordt nog steeds gebruikt in de liturgie van enkele kerken.

Bijzonder is ook dat het westers neo-Aramees nog steeds wordt gesproken in het dorpje Ma'loula en enkele buurdorpjes.

Van de bevolking is 87% moslim en 10% christen.

In afwijking van de meeste andere Arabische landen is de islam geen staatsgodsdienst, maar wel de publieke religie en de sharia is een belangrijke bron van het Syrische recht.

De identiteit van Syrië is echter vanouds nadrukkelijk Arabisch, en pas in de tweede plaats islamitisch.

Christenen hebben tijdens de regeerperiodes van de beide Assads grote vrijheid genoten en de inheemse kerken kunnen relatief gemakkelijk nieuwe kerken bouwen.

Het grootste deel van de moslims behoort tot de soennitische moslims.

Daarnaast zijn er andere islamitische minderheden waartoe 13% van de bevolking behoort.

De islamitische minderheden zijn de alawieten (een stroming die vaak tot de sjiieten gerekend wordt), waartoe ook president Assad behoort (ook noessairi's genoemd) (circa 7%) en de ismaëlieten (circa 1,5%).

Er zijn ook druzen (circa 2%).

De christenen vormen tegenwoordig 10% van de Syrische bevolking.

Eerder was hun bevolkingsaandeel veel hoger, maar hun aandeel is sinds de jaren 1960 sterk gekrompen, als gevolg van migratie.

De meeste christenen in Syrië behoren tot de Grieks-orthodoxe Kerk van Antiochië, gevolgd door de Grieks-katholieke Kerk, de Syrisch-orthodoxe Kerk en de Armeens-orthodoxe Kerk.

Daarnaast zijn er kleinere christelijke denominaties zoals de protestanten, Syrisch-katholieken, Chaldeeuws-katholieken, Maronieten en Nestorianen.

Het grootste deel van de christenen in Syrië is gearabiseerd. Slechts een deel is in geslaagd om de inheemse Aramese identiteit te behouden. Het gaat hierbij voornamelijk om leden van de Syrisch-orthodoxe Kerk, de Syrisch-katholieke Kerk en de inwoners van Maaloula.

Er was een kleine, maar maatschappelijk belangrijke, joodse gemeenschap (circa 1.500 leden) overgebleven met synagoges in Damascus, Aleppo en Kamishli.

Sinds de stichting van Israël in 1948 is de joodse populatie in Syrië aanmerkelijk geslonken. In 2010 woonden er naar schatting iets meer dan twintig joden in het land.

Eeuwenlang en zeker gedurende de twintigste eeuw leefden de verschillende confessionele en godsdienstige groepen vreedzaam naast elkaar en waren de betrekkingen goed. Spanningen met de joodse gemeenschap liepen op na de Zesdaagse Oorlog van 1967. Tijdens de Syrische Burgeroorlog, die begon in 2011, kwam het in Homs en Hama tot sektarisch geweld van de grotendeels soennitische opstandelingen (onder wie salafistische islamistische strijders uit andere landen) tegen alawieten, druzen en christenen, minderheden die als trouwe aanhangers van het bestaande Assad-bewind golden.

Evenwel is ook een aanzienlijk deel van de soennitische moslims in Syrië gematigd.

Tags:

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page