top of page

Nieuw-Amsterdam

Nieuw-Amsterdam was de naam van de zeventiende-eeuwse versterkte nederzetting in de provincie Nieuw-Nederland die later zou uitgroeien tot wat nu de stad New York is.

Deze Nederlandse provincie lag tussen 38°NB op Cape Henlopen even ten zuiden van de Zuidrivier (de huidige Delaware-rivier) en 42°NB, inclusief Nieuw-Holland (het tegenwoordige Cape Cod), ten oosten van de Versche rivier (de tegenwoordige Connecticut-rivier), met in het midden de Mauritiusrivier, Noordrivier of Grote rivier (de Hudson).

Het gebied bevindt zich in de hedendaagse staten New York, Delaware, Connecticut, Pennsylvania, en New Jersey.

Van daaruit werden vele gemeenschappen in het gebied gesticht.

De provincie Nieuw-Nederland en de citadel waarin Fort Amsterdam was gelegen, zijn respectievelijk in 1624 en 1625 gesticht op gezag van de Staten Generaal onder het gedelegeerde bestuur van de West-Indische Compagnie.

Fort Amsterdam was gelegen op de strategische zuidelijke punt van het eiland Manhattan. Nieuw-Amsterdam moest dienen als hoofdzetel van de Nederlandse kolonisten die daar de bonthandel (vooral bevervellen) moesten ontwikkelen voor de compagnie in vooral de Hudson-vallei en ten behoeve van de economische en sociale bevordering van het gebied.

Nieuw-Amsterdam groeide, vooral na het toekennen van stadsrechten in 1653, uit tot de grootste Nederlandse koloniale nederzetting in Noord-Amerika en bleef in Nederlandse handen tot november 1674, toen het uiteindelijk aan de Engelsen werd afgestaan in de Vrede van Westminster.

Daarvóór kwam het gebied voor een korte periode onder Engels gezag te staan toen zonder oorlogsverklaring vier Engelse fregatten de haven van Nieuw-Amsterdam binnenvoeren op 27 augustus 1664 en de provincie Nieuw-Nederland opeisten voor de Engelse koning.

Zo kwam de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog tot stand, die besloten werd met de Vrede van Breda in 1667 waarin Nederland afzag van zijn aanspraak op zijn overzeese provincie, zonder hier echter afstand van te doen.

Tijdens de oorlog met Engeland liet Nederland zijn recht van vordering gelden en nam Nieuw-Nederland met een vloot van 22 schepen op 23 augustus 1673 weer in.

De stad, nog altijd door de bevolking Nieuw-Amsterdam genoemd, werd omgedoopt tot Nieuw-Oranje.

De Engelse bezetters noemden de stad New York. Sinds de jaren 1970 wordt het jaartal 1625 in het officiële zegel van de stad New York gememoreerd als officieel geboortejaar, in plaats van 1664.

In 1664 namen de Engelsen het gebied in zonder een schot te lossen, omdat de stad in vredestijd niet op verdediging voorbereid was.

Maar de provincie Nieuw-Nederland werd in 1624 gesticht op Noten Eylant dat sinds 1784 Governors Island heet.

De eerste beschreven ontdekkingstocht door de Nederlanders van het gebied wat nu New York Bay genoemd wordt, was in 1609 met de reis van Henry Hudson.

Hudson werd belast door De Kamer van de VOC in Amsterdam met het ontdekken van een nieuwe doorgang naar Tartarije en China.

Petrus Plancius dacht dat het mogelijk was om naar Oost-Indië te zeilen via de Noordpool en stelde de reis voor aan de VOC, die na aanvankelijke afwijzingen toestemde.

In plaats van de route naar China langs Eurazië, vermeldde hij bij zijn terugkeer de mogelijkheden tot jacht op walvissen, de handel in bont en tabak met indianen aan de andere kant van de Atlantische Oceaan.

De mogelijkheid factorijen te stichten en beverhuiden op te kopen en in Europa te verhandelen leidde tot interesse bij Nederlanders en nieuwe missies.

In die tijd leverden beverhuiden veel geld op in Europa dat geplaagd werd door zeer koude en langdurige winters; de pelzen werden gebruikt voor het maken van waterdichte hoeden.

Een bijproduct van de handel was castoreum of bevergeil dat gebruikt werd vanwege de veronderstelde geneeskrachtige eigenschappen.

Drie expedities volgden in de daarop volgende jaren, geleid door Adriaen Block, maar in 1614 leidde een fusie van vier Amsterdamse en een Hoornse Compagnie tot de oprichting van de Compagnie van Nieuw-Nederland.

Tot de bewindhebbers behoorden Gerrit Jacobsz. Witsen en Lambert van Tweenhuysen.

Toen in 1618 het vierjarig octrooi der Compagnie ten einde liep, verzocht zij tevergeefs om verlenging van haar monopolie.

De eerste 15 jaar in het bestaan van de kolonie werd het eiland Manhattan slechts spaarzaam gebruikt door de Nederlanders.

De kolonie was als steeds bedoeld als een winstgevende onderneming en niet als een middel om de Nederlandse cultuur over te brengen.

Verder stroomopwaarts langs de Hudson lagen beverrijke en onontgonnen wouden.

De handelaren van de compagnie konden hier direct met de indiaanse jagers onderhandelen over de huiden in ruil voor goedkope Europese handelswaar, alcohol, vuurwapens en wampum (indiaanse schelpenketting).

Wampum werd al snel verhandeld onder Nederlands toezicht op Long Island.

In mei 1624 kwam de Nieuw-Amsterdam, een schip gecharterd door de West-Indische Compagnie, aan bij het Noten Eylant dat net onder het eiland Manhattan lag.

De kapitein van het schip de Nieuw Nederlandt was Cornelis Jacobsz. May, hij zou ook dienstdoen als de eerste gouverneur van de kolonie.

Aan boord van het schip waren een dertigtal families uit de Verenigde Zeven Provinciën.

De meesten waren van origine van Zuid-Nederlandse of Waalse afkomst (nu België) en Nederlands sprekend.

Ze waren in de 16e eeuw uitgeweken naar het noorden en hadden in het noorden (bijvoorbeeld Amsterdam, Haarlem, Leyden) hun eigen Waalse kerken.

De passagiers werden spoedig verspreid: na ontscheping op het Noten Eylant (tegenwoordig Governors Island) bouwden ze een fort en windmolen op Noten Eylant.

De anderen verspreidden zich als volgt: vier echtparen en acht mannen gingen naar Verhulsten Eylant in de Delawarerivier, waartegenover op het vasteland een jaar eerder, in 1623, de bouw van Fort Nassau (dicht bij de huidige stad Gloucester City in New Jersey) was begonnen.

Twee gezinnen en zes mannen voeren naar de Connecticutrivier, die ze de "Versche rivier" noemden, en bouwden een kleine nederzetting, Kievitshoeck of Zeebroeck geheten, waar nu de stad Seabrook, Connecticut ligt.

Ongeveer achttien gezinnen bleven aan boord van de Nieuw Nederlandt en voeren stroomopwaarts de Hudson op.

Ze ontscheepten op de plaats waar nu de stad Albany ligt, de hoofdstad van de staat New York, en bouwden daar Fort Oranje (1624).

In 1625 zorgde de voortdurende dreiging van een aanval door andere Europese koloniale mogendheden ervoor dat de directeuren van de West-Indische Compagnie (WIC) een plan formuleerden voor de bescherming van de ingang van de Hudsonrivier.

Daarnaast voorzag het plan in het centraliseren van de handelspost in de buurt van het nieuwe fort.

Er is bewijsmateriaal dat de WIC al in 1620 geïnteresseerd was in de bouw van een dergelijk fort.

Dit wordt gebaseerd op een brief uit dat jaar van de Engelse architect Inigo Jones, die waarschijnlijk door het bedrijf benaderd was om het fort te bouwen.

In de brief adviseert Jones het bedrijf om niet overhaast een houten fort te bouwen, maar te kiezen voor een fort van steen en kalk, omringd door grachten.

De tekening van Jones illustreert het traditionele sterontwerp dat in die tijd veel werd toegepast vanwege de eigenschap om kanonskogels af te weren.

Als locatie voor het aardwerk fort kozen de directeur Willem Verhulst en ingenieur Cryn Fredericks van Lobbrecht een plek net boven het zuidelijke uiteinde van Manhattan.

Het nieuwe vestingwerk werd Fort Amsterdam genoemd. Tegen het eind van het jaar was een plek afgebakend direct ten zuiden van Bowling Green op de plek van huidige U.S. Custom House (douanegebouw).

Ten westen van het fort werd later de stortplaats van New York gevestigd die uiteindelijk tot het huidige Battery Park heeft geleid.

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page