Leopold II van België
Leopold Lodewijk Filips Maria Victor[1] (Brussel, 9 april 1835 – Laken, 17 december 1909), prins van België, hertog van Saksen, prins van Saksen-Coburg en Gotha, hertog van Brabant en senator, was de tweede koning der Belgen.
Hij was de tweede, maar de oudste overlevende zoon van Leopold I van België en Louise Marie van Orléans.
Hij volgde op 17 december 1865 zijn vader op en bleef koning tot zijn dood.
Leopold II was ook de stichter, eigenaar en soeverein van de Onafhankelijke Congostaat (of Congo-Vrijstaat), zijn privé-project.
Dit werd hem toegezegd door de Koloniale Conferentie van Berlijn.
Ten tijde van zijn koningschap zijn er veel gruweldaden in Congo-Vrijstaat gepleegd, waardoor zijn nalatenschap omstreden is.
Leopold werd uitgehuwelijkt op 18-jarige leeftijd.
Op 22 augustus 1853 huwde hij in Brussel met aartshertogin Maria Hendrika van Oostenrijk. Zij was de kleindochter van keizer Leopold II en haar vader aartshertog Jozef van Oostenrijk was paltsgraaf van Hongarije. Keizer Frans Jozef verleende Leopold de orde van het Gulden Vlies als huwelijksgeschenk.
In 1855 maakte Leopold met zijn echtgenote een lange reis door de Middellandse Zee en brachten een bezoek aan Rome en het Vaticaan.
Hij werd er ontvangen door paus Pius IX.
Maria Hendrika van Oostenrijk schonk Leopold vier kinderen:
Louise (1858-1924), trouwde met Filips van Saksen-Coburg en Gotha;
Leopold (1859-1869);
Stefanie (1864-1945), trouwde met Rudolf van Oostenrijk;
Clementine (1872-1952), trouwde met Napoleon Victor Bonaparte.
Na de dood van kroonprins Leopold verzuurde het huwelijk tussen Leopold en Maria Hendrika. Na de geboorte van hun jongste dochter Clementine ontstond er een breuk tussen de twee echtgenoten. Omdat zijn enige zoon en troonopvolger Leopold op jonge leeftijd overleed, werd zijn broer, prins Filips, graaf van Vlaanderen, de wettige troonopvolger; maar daar deze nagenoeg doof was, achtte Leopold hem niet in staat de Belgische troon te bestijgen. Hij vestigde zijn hoop op diens zoon Boudewijn, die echter eveneens vroegtijdig stierf. Uiteindelijk stierf ook Filips nog vóór Leopold, en werd Leopold II rechtstreeks opgevolgd door Albert, Boudewijns jongere broer.
De Franse danseres, prinses Cléo de Mérode (1875-1966), zou geruime tijd de maîtresse van Leopold zijn geweest, hoewel zij dat altijd heeft ontkend.
De koning heeft een tijdlang de spotnaam Cléopold gekregen en er circuleerden spotprenten over deze al dan niet vermeende affaire.
Nadat de koningin in 1902 overleden was, kreeg Leopolds minnares Blanche Delacroix, barones de Vaughan (1883-1948), een vaste residentie in Laken, in de Villa Vanderborght en ook een in Oostende.
Blanche Delacroix schonk de oude vorst twee buitenechtelijke zoons:
Lucien Philippe Marie Antoine Durrieux (1906–1984)
Philippe Henri Marie François Durrieux (1907–1914)
Toen Blanche zwanger was van haar tweede zoon, liepen er geruchten, dat niet Leopold, maar haar vroegere minnaar Durrieux - waarmee ze na de dood van Leopold huwde - de vader was. Durrieux dook in die tijd ook te pas en te onpas op in Brussel.
Haar tweede zoon werd geboren met atrofie aan de linkerhand; juist die handicap was voor Leopold het bewijs dat hij de vader is.
Vijanden van de koning spotten dat het jongetje "een stompje heeft zoals de negers bij wie Leopold een hand heeft laten afhakken".
De koning was dolgelukkig en bedroefd tegelijk; na drie dochters en een voortijdig gestorven zoon had hij ineens twee zonen, maar deze waren uitgesloten van de Belgische troon.
De koning bedacht ze met titres de courtoisie (zonder decreet of erkenning) van hertog van Tervuren en graaf van Ravenstein.
Ze kregen samen met hun moeder een groot deel van de erfenis, in tegenstelling tot zijn dochters.
Leopold trouwde vijf dagen voor zijn dood met Blanche in een religieuze ceremonie, die geen enkele validiteit had onder de Belgische wet.
Na haar tweede huwelijk kregen de jongens de naam Durrieux.
Als prins en troonopvolger droeg Leopold de titel hertog van Brabant en zetelde hij in de Belgische Senaat van 9 april 1853 tot 10 december 1865.
Prins Leopold bleek vergevorderde plannen te hebben gehad om Nederland binnen te vallen. Prins Leopold stuurde in 1854 een spionagemissie naar Nederland en werkte een aanvalsplan uit.
Het plan werd evenwel nooit uitgevoerd, vanwege het uitblijven van steun van Europese bondgenoten.
Op 17 december 1865 volgde Leopold II zijn vader op als Koning der Belgen.
Bronnen bij dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Troonrede van koning Leopold II van België over de Frans-Duitse Oorlog op Wikisource.
In 1870 brak de Frans-Duitse Oorlog uit. In België groeide de vrees dat het land in dit conflict tussen beide buurlanden zou verzeild geraken.
De Verenigde Kamers (de gemeenschappelijke vergadering van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat) vergaderden in buitengewone zitting over deze militaire dreiging op 8 augustus 1870.
Tijdens deze vergadering gaf koning Leopold II een troonrede over de Belgische houding in de Frans-Duitse Oorlog van 1870 en sprak hij zijn hoop uit dat België zijn neutraliteit in dit conflict niet geschonden zou zien.
België zou uiteindelijk niet betrokken raken in de Frans-Duitse Oorlog.
Leopold gaf opdracht tot het bouwen van een groot aantal gebouwen, stadsprojecten en openbare werken.
Deze projecten leverden hem het epitheton op van Koning-Bouwheer (le Roi-Bâtisseur in het Frans). De openbare gebouwen bevonden zich voornamelijk in Brussel, Oostende en Antwerpen, en omvatten de Wellingtonrenbaan, de Koninklijke Galerijen en het Maria Hendrikapark in Oostende; het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en het omliggende park in Tervuren; het Jubelpark met de triomfboog en het complex, het Dudenpark in Brussel en het station Antwerpen-Centraal.
Naast zijn openbare werken verwierf en bouwde hij tal van privé-eigendommen voor zichzelf binnen en buiten België.
Hij breidde het terrein van het Koninklijk Kasteel van Laken uit en bouwde de koninklijke serres, de Japanse toren en het Chinese paviljoen bij het paleis.
In de Ardennen bestonden zijn domeinen uit 6.700 hectare bossen en landbouwgronden en de kastelen van Ardenne, Ciergnon, Fenffe, Villers-sur-Lesse en Ferage.
Hij bouwde ook belangrijke landgoederen aan de Franse Rivièra, waaronder de Villa des Cèdres en zijn botanische tuin, en de Villa Leopolda.
Deze Villa Leopolda liet hij in 1902 bouwen in Villefranche-sur-Mer aan de Franse Azurenkust. Deze villa wordt anno 2009 beschouwd als een van de duurste huizen ter wereld.
Volgens historici als Wm. Roger Louis en Adam Hochschild zijn de leopoldiaanse bouw projecten grotendeels gefinancierd met geld uit de Onafhankelijke Congostaat.
Dat valt echter niet te rijmen met de chronologie: de constructies dateren in niet geringe mate van vóór de oprichting van Congo in 1885.
Daarna duurde het nog tien jaar alvorens het Congolese rubber en ivoor Europa begon te bereiken.
In 1896 had de kolonie voor het eerst een begrotingsevenwicht. Op dat moment was de transformatie van Brussel al minstens drie decennia aan de gang en waren verschillende grote projecten afgewerkt of in een eindstadium (de Louizalaan en het Ter Kamerenbos, de Overwelving van de Zenne, het Justitiepaleis, het Jubelpark …).
Ondergefinancierde werven zoals de Kunstberg en de Triomfboog van het Jubelpark hebben ongetwijfeld geprofiteerd van het Congolese fortuin dat Leopold vergaarde in de bonanzajaren vóór de afstand van 1908, maar het zou te ver gaan om zijn stedenbouwkundige realisaties daartoe te herleiden.
Leopold wilde niet dat na zijn dood de verzameling landgoederen, gronden en erfgoedgebouwen die hij privé had verzameld, zouden worden verspreid onder zijn dochters, die allemaal getrouwd waren met een buitenlandse prins.
In 1900 richtte hij de Koninklijke Schenking op, waarmee hij het grootste deel van zijn eigendom aan de Belgische natie schonk.
Deze constructie zorgde ervoor dat latere generaties van de Belgische koninklijke familie nog steeds het voorrecht kregen om deze gebouwen te gebruiken.
In Brussel
Het Koninklijk Paleis
Het Kasteel van Laken
De Koninklijke Serres van Laken
De Basiliek van Koekelberg
De Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken
Het Justitiepaleis
De Tervurenlaan
Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
Het Jubelpark
In Oostende
De Koninklijke Gaanderijen (1902-1906)
De Koninklijke villa (Het Koninklijk Chalet 1874)
Het Maria Hendrikapark
De Koninklijke stallingen en de nabijgelegen tennisclub
De neogotische Sint-Petrus-en-Pauluskerk
The Royal Yacht club van Oostende
De de Smet de Naeyerbruggen
De Koninklijke Golf Club Oostende
eerste concept van het latere Palais des Thermes
In Antwerpen
De Zoo van Antwerpen
Het Centraal Station
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten
Op 15 november 1902 vond een aanslag op koning Leopold II plaats. De Italiaanse anarchist Gennaro Rubino, een werkloze schrijnwerker, probeerde koning Leopold II te vermoorden.
Historica Anne Morelli schreef hierover het boek Rubino, de aanslag op Leopold II.
Toen de koninklijke familie terugkeerde van het Te Deum in de kathedraal, vuurde Rubino een paar schoten af naar de koets. Hij miste en werd opgepakt.
Met zijn daad wilde hij de betogers wreken die in de lente van dat jaar werden neergeschoten toen ze de straat op trokken voor het algemeen stemrecht.
In 1904 kreeg de koning van de Duitse keizer Wilhelm II Frans-Vlaanderen en twee miljoen pond sterling aangeboden als België de Duitsers ongehinderd door hun land zouden laten trekken bij een conflict met Frankrijk.
Leopold weigerde dit aanbod.
Een van de laatste wetten die door Leopold bekrachtigd werden, was de wet op de dienstplicht waardoor iedere mannelijke Belg voor een periode soldaat moest worden.
Leopold II ijverde altijd voor het afschaffen van de doodstraf in België.
Iedere terdoodveroordeelde Belg kon, tijdens zijn bewind, rekenen op ondertekening van de gratieverlening.
In december 1909 onderging Leopold een darmoperatie, waarna hij een paar dagen later overleed aan een hersenbloeding.
Leopold was exact 44 jaar koning en is daarmee vooralsnog de langst regerende Belgische vorst.
De handen van kinderen werden door sommige plantageuitbaters afgehakt indien de hoeveelheid rubber die werd opgehaald niet voldeed aan hun verwachtingen.
Leopold was de oprichter en enige eigenaar van Congo-Vrijstaat, ook wel Onafhankelijke Congostaat genoemd, en al zijn mensen, een particulier project dat namens hem werd ondernomen.
Hij gebruikte ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley en de door hemzelf opgerichte Association internationale du Congo om hem te helpen aanspraak maken op Congo, een gebied dat nu bekend staat als de Democratische Republiek Congo.
Tijdens de Conferentie van Berlijn van 1884–1885 hebben de koloniale staten van Europa zijn claim op het gebied goedgekeurd onder de voorwaarde dat de levens van de inheemse bewoners in Congo-Vrijstaat moesten verbeterd worden.
Vanaf het begin negeerde Leopold deze voorwaarden en werden miljoenen Congolese inwoners, waaronder kinderen, verminkt en vermoord.
Hij leidde Congo met de Force Publique voor zijn persoonlijke verrijking.
Het niet halen van de rubberen inzamelquota werd bestraft met de dood.
Ondertussen was de Force Publique verplicht om de hand van hun slachtoffers als bewijs te leveren wanneer ze iemand hadden neergeschoten en vermoord, omdat men dacht dat ze anders de munitie (geïmporteerd uit Europa tegen aanzienlijke kosten) zouden gebruiken voor de jacht.
Als gevolg hiervan werden de rubberquota gedeeltelijk in afgehakte handen terugbetaald.
De 23 jaar onder het bewind van Leopold II worden gekenmerkt door beschuldigingen van moordpartijen, slavernij, ontvoeringen, martelingen, verkrachtingen, onthoofdingen en het afhakken van handen.
De schattingen over het aantal slachtoffers variëren aanzienlijk. De Britse diplomaat Roger Casement had het over drie miljoen tijdens twaalf van de twintig jaar.
Peter Forbath noemde ten minste vijf miljoen.
Adam Hochschild sprak van tien miljoen.
Met het gevoerde beleid is Leopold verantwoordelijk geacht voor de dood van een niet nader te schatten aantal mensen als gevolg van verminking, executie, uithongering, ziekte en ontbering.
Deze toestanden werden een berucht internationaal schandaal in het begin van de 20e eeuw. Leopold II, die zijn levenseinde zag naderen, gaf toe aan de druk die op hem werd uitgeoefend en droeg, met tegenzin, de kolonie over aan de Belgische Staat, die van zijn kant in oktober 1908 de wet aannam voor de overname van die 'erfenis', waar ze niet zo happig op was. Vooral de progressief liberale kopman Georges Lorand uitte hevige kritiek in de kamer met betrekking tot een Belgische overname.
Zijn persoonlijk fortuin kwam er in eerste instantie door het verzamelen en verhandelen van ivoor.
Na een stijging van de rubberprijs vanaf 1890, dwong hij de inheemse bevolking sap te verzamelen van rubberplanten, wat de opbrengsten voor zijn persoonlijk fortuin de hoogte injoeg.
Hij gebruikte grote bedragen van deze exploitatie in deze periode voor openbare en particuliere bouwprojecten in België.
Hij schonk de privégebouwen vóór zijn dood aan de staat.
Hoewel het een gebied was van meer dan 2 miljoen km2 dat zijn eigendom was, zette hij er nooit een voet.
Internationale oppositie en kritiek van de Katholieke Partij, Progressieve Liberalen en de Arbeidspartij zorgden ervoor dat het Belgische parlement de koning in 1908 dwong om de Congo-Vrijstaat af te staan aan België.
De deal die leidde tot de overdracht kostte België het aanzienlijke bedrag van 215,5 miljoen frank.
Dit werd gebruikt om de schuld van de Congo-Vrijstaat af te lossen en de obligatiehouders ervan uit te betalen, evenals 45,5 miljoen voor Leopolds bouwprojecten in België en een persoonlijke betaling van 50 miljoen aan Leopold zelf.
Congo-Vrijstaat werd onder parlementaire controle omgevormd tot een Belgische kolonie die bekend staat als Belgisch Congo.
Leopold deed zijn uiterste best om mogelijke bewijzen van wangedrag te verbergen tijdens zijn tijd als heerser van zijn privékolonie.
Het hele archief van de Congo Vrijstaat werd verbrand en hij vertelde zijn assistent dat, hoewel Congo hem was afgenomen, "ze niet het recht hebben om te weten wat ik daar deed".
De koning zorgde voor het uithuwelijken van zijn dochters en gebruikte hiervoor zijn verwantschap met alle grote dynastieën.
Zijn zuster Charlotte was keizerin van Mexico geweest en zijn dochter was voorbestemd om keizerin te worden van Oostenrijk.
Koningin Victoria was een volle nicht van hem.
Bovendien was zijn grootvader koning der Fransen geweest.
Een huwelijk was voor hem een staatszaak en dat moest zijn eigen vrouw vaak ondervinden, die haar man en het paleis regelmatig ontvluchtte naar haar verblijf in Spa.
Een voor een verdwenen zijn dochters uit België:
Louise (1858-1924), trouwde met Filips van Saksen-Coburg en Gotha
Stefanie (1864-1945), trouwde met kroonprins Rudolf van Oostenrijk
Clementine (1872-1952), trouwde met Napoleon Victor Bonaparte
De meeste van deze huwelijken mislukten, waarvoor de vorst zich hevig schaamde.
Bij zijn dood ontstond er een grote rel om het geld.
De koning had immers zijn dochters onterfd en zijn kastelen en paleizen als Koninklijke Schenking aan de Staat overgemaakt, onder beding dat de paleizen ter beschikking bleven van zijn opvolgers.
Vandaag is er alleen nog via de tak van het huis Bonaparte en van de familie Windisch-Graetz rechtstreekse afstamming van Leopold in leven.
Leopold werd begraven in Laken.