top of page

BURGEMEESTERS IN OORLOGSTIJD

Oorlogsburgemeesters Zuidoost-Brabant bekochten verzet tegen Duitsers met de dood

Zeven burgemeesters uit Zuidoost-Brabant weigerden tijdens de Tweede Wereldoorlog inwoners aan te wijzen om voor de Duitse bezetter te werken.

Als straf verdwenen ze, terwijl de bevrijding al was ingezet, zelf naar de kampen.

Slechts één van hen heeft de erbarmelijke omstandigheden overleefd.

Een oorlogsburgemeester of ersatz-burgemeester was een burgemeester die tijdens de bezetting in de Tweede Wereldoorlog burgemeester was van een gemeente. Hij werd benoemd met de goedkeuring of zelfs op bevel van de bezettende overheid. In principe stonden deze oorlogsburgemeesters aan de kant van de bezetter.

De boodschap waarmee de burgemeesters die 6 de juli 1944 op pad gingen was dezelfde: niet meewerken.

Maar hun voorgevoelens liepen danig uiteen.

Waarnemend burgemeester Veeneman van Son zoende zijn vrouw en zei: ‘ik zie je bij het avondeten’.

Jan Smulders, uit de Beerzen gaf ook een kus, maar zei niet dat hij zeep en tandenborstel bij zich had gestoken.

Juist hij zou gelijk krijgen. Het was een vreemde uitnodiging.

Of ja, bevel: kom naar Vught.

Precies een maand eerder waren de geallieerden het Kanaal overgestoken en het einde van de oorlog kwam duidelijk in zicht.

Desondanks werden twaalf burgemeesters van de dorpen rondom Eindhoven opgetrommeld door Heinrich Sellmer, de beauftragte bestuurder van de provincie.

Hij wilde namen van dorpelingen die hij in Zeeland te werk kon stellen.

Wie weet zouden de Engelsen ook daar nog aan land willen komen.

Dus moesten er palen rechtop in het strandzand worden gegraven. Elk dorp moest tientallen werkers leveren en elke burgemeester moest ze aanwijzen.

Geen haar op hun hoofd die daar aan dacht.

Het was al vaker gevraagd.

Dat leverde weinig op.

Een enkele keer waren er vrijwilligers.

Maar aanwijzen: nee.

Enkele burgemeesters traden af of doken onder.

Dat vonden collega’s slap.

Je brengt enkel iemand anders in gevaar.

De burgemeesters legden de opdracht eerst ook naast die van de Nederlandse regering in ballingschap.

Dat gaf geen duidelijkheid want vanuit Engeland was bevolen niet mee te werken met Duitsers maar ook om de burgerij te beschermen.

Een burgemeester, Wim Wijtvliet uit Bakel, stapte naar de pastoor en moeder-overste.

Want door de burgers te beschermen bracht hij zijn gezin en familie in gevaar.

Wat te doen? In groepjes kwamen de burgemeesters op 6 juli aan bij Kasteel Roucouleur, een voormalig Vughts klooster, overgenomen door de Duitsers.

Tot hun verbazing bleef Sellmer uit zicht.

Zijn adjudant Osbar herhaalde de opdracht: namen leveren.

Weigeren was nicht im Frage, ter plekke aftreden werd niet geaccepteerd.

Vijf burgemeesters mogen naar huis.

Zeven moeten blijven: Henk Veeneman (Son), Henri van der Putt (Geldrop), Jan Smulders (de Beerzen en Vessem), Fried Manders (Leende), Marcel Magnée de Horn (Bergeijk), Theo Serraris (Heeze) en Wim Wijtvliet (Bakel en Milheeze).

De ontvangstkamer gaat op slot.

De klik markeert het einde van hun vrijheid, en het begin van een lijdensweg.

De mannen worden beschuldigd van sabotage.

Daar staat de doodstraf op.

Ze gaan even naar de SD-gevangenis, dan naar het gevreesde Kamp Vught.

Ook daar komen ze in de cel, vlak bij het Philipsfabriekje waar knijpkatten worden gemaakt.

Ze worden in drie verschillende barakken geplaatst. Veeneman ziet er opeens Robert Schoepp, de eigenlijke Sonse burgemeester wiens plaats hij innam.

Wie hij niet, nooit, zal zien is zijn dochtertje dat thuis geboren wordt.

Een andere dochter, Paula van der Putt, zit op een kostschool en ziet elke ochtend de gevangenen voorbijkomen.

Herkend heeft ze haar vader nooit, gezwaaid altijd.

De burgemeesters doden de tijd met schaken en dammen, elke avond bidden ze de rozenkrans en om de dag geeft een van hen een lezing.

Fried Manders treedt toe tot het kampbestuur en kan zo het een en ander regelen, maar hij houdt er mee op als hij Duits moet praten.

Einde zomer wordt iedereen overgeplaatst naar ‘de Scheveningers’, de barak met politieke gevangenen.

Het regime is daar wat lichter.

Vier van hen, Van der Putt, Smulders, Serraris en Veeneman, moeten echter door naar de reguliere barakken.

Ze worden kaalgeschoren en krijgen gestreepte kleding maar kunnen – voor het eerst – ook berichten naar buiten krijgen.

Een Philipswerker smokkelt piepkleine briefjes in een brandend shaggie naar buiten.

Dan breekt Dolle Dinsdag aan, de dag waarop Duitsers in paniek schieten.

De bevrijding lijkt nabij en Kamp Vught wordt ontruimd opdat de geallieerden niet zien wat er gebeurde.

De burgemeesters gaan in twee transporten naar Sachsenhausen, bij Berlijn.

Vreselijke treinreizen.

Zestig, zeventig man bijeengedreven in een enkele veewagen.

Geen eten, geen drinken, zeker geen toiletten.

Urenlang stilstaan.

Bij Oss kunnen er een paar ontsnappen. Wim Wijtvliet gooit briefjes naar buiten.

Aangekomen mag Van der Putt naar de ziekenboeg, de anderen moeten acht kilometer verder lopen naar een kapotgeschoten hangar.

Het regent en vriest, binnen is het niet veel beter dan buiten.

Verkoudheid en buikloop doen de ronde, de mannen zoeken ’s nachts warmte bij elkaar maar niet zelden blijkt de volgende ochtend dan een van hen doodgedrukt.

Marcel Magnée verzwakt hevig.

Als de rest naar een nabijgelegen werkkamp moet, mag hij achterblijven maar gaat dan toch naar Neuengamme, bij Hamburg.

Op 8 december overlijdt hij daar, als eerste van de groep. In het werkkamp moeten de vijf overgebleven burgemeesters (Smulders, Wijtvliet, Veeneman, Serraris en Manders) een fabriek opbouwen.

Cement sjouwen, water dragen, stenen overgooien, betonnen palen brengen, sleuven hakken. Het is ongemeen zwaar, veertien uur werken per dag.

Het duurt niet lang, na een paar weken mag iedereen, op Manders na, uitgeput terug naar Sachsenhausen.

Smulders gaat er naar de ziekenboeg waar hij Van der Putt weer tegenkomt.

De ‘ziekenboeg’ is niet te vergelijken met welke zorgafdeling dan ook.

Voor de kampen waren het vergeetputten.

Niet zelden werden zieken actief omgebracht.

Er levend uit komen was een zeldzaamheid.

Die van Sachsenhausen had nog iets aparts: op de eerste etage zat een bordeel.

Maar elders in het kamp is het ook hard te halen.

Veeneman ontmoet er een agent uit Maastricht met wie hij een verbond kan sluiten. Vriendschappen zijn van levensbelang: er wordt onderling gestolen en gemoord bij het leven. Er zitten voornamelijk Russen, die qua wreedheid niet onderdoen voor de Duitsers en onderling vreselijk huishouden.

Wrang genoeg lopen Nederlanders niet de grootste risico’s.

De Fransen en Belgen krijgen postpakketten van thuis en het Rode Kruis.

Chocola, vijgen, tabak, het is goud waard en zal veel levens kosten.

Nederlanders krijgen niks maar worden daarom ook minder beroofd.

Al is na de oorlog niet uit te leggen waarom zij geen steun kregen.

Kerstmis 1944 is een kleine uitzondering.

Iedereen mag uitslapen, er is zelfs een ontbijt.

Op de binnenplaats staat een kerstboom en met z’n allen wordt Stille Nacht gezongen.

In de middag moet iedereen naar de binnenplaats maar in plaats van een kerstspel zien ze twee Duitsers lijfstraffen uitdelen.

De burgemeesters gaan het nieuwe jaar zorgelijk in. Henk Veeneman is uitgeput,

Jan Smulders heeft longontsteking, Theo Serraris dysenterie en Wim Wijtvliet kan niet meer werken omdat zijn handen en voeten opgezwollen zijn.

En de groep wordt gesplitst.

De Russen zijn in aantocht, Sachsenhausen wordt ontruimd.

Van der Putt en Serraris gaan naar Bergen-Belsen.

De laatste is zo zwak dat hij mag kiezen.

Het is een zware beslissing.

Achterblijven betekent dat hij eerder bevrijd zal zijn.

Maar Bergen-Belsen ligt weer dichter bij Brabant.

Hij kiest voor het laatste.

Dat kamp is inmiddels een dumpplaats voor zieken.

Serraris bezwijkt in maart.

Waar Van der Putt aan zijn einde is gekomen is onduidelijk.

Hij moest door naar een V-1-fabriek maar niemand weet of hij daar aankwam.

Geen eten, geen rust, en overal soldaten die achterblij­vers zonder pardon afmaken

Smulders en Wijtvliet gaan ook op transport, naar Buchenwald.

Opnieuw een erbarmelijk onderkomen.

Wijtvliet kan niet meer, maar de ziekenboeg betekent een zekere dood.

Hij blijft daarom in de barakken maar dat irriteert de blok­oudste.

Die slaat en schopt hem in de nacht en de volgende ochtend ligt hij dood in de gang.

Ook voor Smulders is het einde nabij.

Een dag voordat Buchenwald bevrijd wordt door de Amerikanen, moet hij met duizend anderen naar Weiman, en van daaruit per trein naar Flossenburg, tegen de grens met Tsjecho-Slowakije.

Na de helse treinrit, in voormalige kolenwagens, moeten de mannen de laatste twintig kilometer lopen.

Het is een gerichte dodenmars.

Geen eten, geen rust, en overal soldaten die achterblijvers zonder pardon afmaken.

Vier dagen later: weer op pad.

Kort na het vertrek klinkt achterin de colonne een schot.

De burgemeester van Middelbeers, zo horen anderen.

Veeneman moet naar Mauthausen.

Dat wordt ‘de bottenbreker’ genoemd wegens de wreedheden die gevangenen ondergaan. Onderweg zijn er kansen om te ontsnappen, maar vrij rondlopen, in die conditie, is gevaarlijker dan in een kamp de bevrijding af te wachten.

Maar de reis is eindeloos, de Duitsers weten waarschijnlijk ook niet wat ze met de gevangenen moeten.

En elke ochtend liggen er tientallen lijken in de wagons.

Uiteindelijk komt de groep aan.

Berucht is de dodentrap.

De mannen moeten brokken steen tot vijftig kilo uit een groeve omhoog tillen.

Veeneman is aanvankelijk te zwak om te werken maar moet uiteindelijk naar ander werk in de bossen.

Het heeft voordelen: geen slaag van de cipiers.

Maar uiteindelijk wordt het toch weer de ziekenboeg, waar hij overlijdt.

Twee weken later trekken de bevrijders er binnen.

Fried Manders is als enige overgebleven in Sachsenhausen en gaat uiteindelijk ook naar Bergen-Belsen.

Net op tijd, Sachsenhausen wordt gebombardeerd en de helft van de achterblijvers komt om. In Bergen-Belsen wacht een verrassing: hij loopt er Serraris en Van der Putt tegen het lijf. Gedrieën voelen ze zich wat sterker. Manders weert zich dapper en helpt bijvoorbeeld de priester door diens heilig oliesel te bewaren.

Maar het duurt niet lang.

Manders moet naar een volgend kamp aan de Weser.

Dat is een duikbotenfabriek die binnen een maand doelwit is van geallieerde bommenwerpers. De gevangenen gaan door naar kamp Neuengamme.

Elke ochtend worden tientallen doden uit de ruimen gehengeld

Ze moeten puinruimen in het plat gebombardeerde Hamburg.

Dat ligt vol levensgevaarlijke explosieven

Het wordt Manders bijna fataal.

Russische gevangenen beroven hem van het weinige eten dat hij in zijn kleren had genaaid. Er is melkpoeder, maar dat lengt hij aan met vervuild water wat hem doodziek maakt.

Toch gaat hij opnieuw op transport, naar de haven van Lübeck.

Met duizenden tegelijk worden de gevangenen in vrachtschepen gepropt.

De kapiteins weigeren uit te varen.

Elke ochtend worden tientallen doden uit de ruimen gehengeld.

Ook de haven krijgt zware bombardementen te verwerken.

Van de tienduizend opvarenden zouden nog geen driehonderd de hel overleven.

Onder hen Fried Manders.

En kort daarop wordt hij bevrijd.

Op 24 juni komt hij in Leende aan.

Als enige overlevende van de zeven burgemeesters.

Voor de gezinnen van de zes andere burgemeesters is de lijdensweg nog niet afgelopen.

Waar is hun man, hun vader?

Een voor een krijgen ze brieven van het Rode Kruis. Corry Wijtvliet een maand na de bevrijding.

Het lichaam van Wim is verbrand, al wat nu rest is een herdenkingsmis.

Dit verhaal is gebaseerd op het boek ‘Ze hebben ons in de steek gelaten’ van Jan Burgers uit 2004.

Met medewerking van RHCe.

In september bereikt tragisch nieuws de families van Jan Smulders en Marcel Magnée.

Het lichaam van Magnée zal in 1957 alsnog naar Nederland komen.

Son hoort in februari 1946 dat waarnemend burgemeester Henk Veeneman nooit meer terugkeert.

De zoon van Henri van der Putt zoekt zijn vader en reist ervoor naar het oosten maar wordt door de Russen opgepakt als spion.

Pas in 1951 komt er officieel bericht.

Ook de zus van Theo Serraris is naar het oosten geweest.

Het nieuws komt echter weer per brief.

Verslagen begraaft Heeze zijn burgemeester. Ere wie ere toekomt, al is het met een lege kist.

Henri van der Putt (Geldrop) - Geboren: 17 december 1887 in Stratum.

Henri van der Putt werd net voor de bezetting burgemeester van Geldrop.

Hij leidde een groep rebellerende burgemeesters en weigerde arbeiders te leveren.

Hij kwam in Bergen-Belsen terecht, waar zijn spoor verdween.

Zijn weduwe kreeg bericht dat hij in maart 1945 overleden moest zijn, 57 jaar oud.

Theo Serraris (Heeze) - Geboren: 12 juni 1908 in Oirschot.

Serraris hielp het verzet op allerlei manieren, waaronder zijn broer die verzetsstrijder was.

Na zijn arrestatie belandde hij in Sachsenhausen, waar hij ernstig ziek werd.

Vandaar dat hem bij ontruiming van het kamp de keus werd gegeven er te blijven.

Hij koos toch voor Bergen-Belsen, dichter bij huis, waar hij op 10 maart overleed.

Marcel Magnée de Horn (Bergeijk-Luyksgestel) - Geboren: 31 juli 1910 in Horn.

De adellijke Magnée ging naar Vught met het idee medewerking te weigeren en dan ontslag te nemen.

Hij heeft nog geen maand met de anderen in Sachsenhausen gezeten en moest in zijn eentje naar Neuengamme.

Het zware werk in het gebombardeerde Hamburg verzwakte hem en op 8 december stierf hij aan dysenterie.

Wim Wijtvliet (Bakel en Milheeze) - Geboren: 9 juni 1902 in Zevenbergen.

Wijtvliet weigerde arbeiders te leveren en keerde zich tegen een Duits vliegveld in De Rips. Via Sachsenhausen kwam hij in Buchenwald terecht.

De zieke en verzwakte Wijtvliet werd daar door de blok­oudste zwaar mishandeld en stierf 9 februari, 42 jaar oud, vader van vier dochters.

Henk Veeneman (Son) - Geboren: 9 september 1909 in Woensel.

Veeneman werkte van jongs af aan bij de gemeente Son.

In 1943 werd hij waarnemend burgemeester omdat Robert Schoepp gevangen werd gezet. Veeneman stierf op 14 april 1945 in Mauthausen.

Hij is dan 35 jaar en heeft zijn twee jongste kinderen nooit gezien.

Jan Smulders (Oost-, West-en Middelbeers) - Geboren: 13 januari 1898 in Middelbeers.

Jan volgde zijn vader op als burgemeester in de Beerzen.

Hij kreeg er Vessem, Wintelre en Knegsel bij.

Zijn vrouw Truus zou hem na de oorlog opvolgen, als eerste vrouwelijke burgemeester van het land.

Smulders werd 20 april 1945 doodgeschoten tijdens een dodenmars naar Dachau.

Fried Manders (Leende) - Geboren: 25 augustus 1901 in Princenhage.

In 1941 werd hij burgemeester in Leende en kreeg er Budel bij.

Hij overleefde onder meer de kampen Sachsenhausen en Bergen-Belsen.

Hij keerde als enige van de zeven weggevoerde burgemeesters terug en diende opnieuw in Leende, in Zundert en bij de provincie. Hij overleed op 3 februari 1978.

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page