Vladimir Iljitsj Lenin
Vladimir Iljitsj Lenin (Russisch: Владимир Ильич Ленин, revolutionaire schuilnaam van Vladimir Iljitsj Oeljanov, Russisch: Влади́мир Ильи́ч Улья́нов) (Simbirsk (tegenwoordig Oeljanovsk), 22 april [O.S. 10 april] 1870 – Gorki (oblast Moskou), 21 januari 1924) was een Russisch revolutionair, eerste leider (premier) van de Sovjet-Unie en naamgever van de marxistische stroming leninisme.
De naam Lenin was een van zijn pseudoniemen.
Hij zou deze naam hebben aangenomen als stellingname tegen Georgi Plechanov, die het pseudoniem Volgin gebruikte, naar de rivier de Volga.
Oeljanov koos de rivier de Lena voor zijn pseudoniem, vanwege de parallel die getrokken kan worden tussen deze rivieren en de politieke meningen van de beide opponenten (de Lena stroomt tegengesteld aan de Volga en heeft bovendien een grotere lengte).
Er bestaan echter meer theorieën over de oorsprong van het pseudoniem Lenin, waardoor het onzeker is waar het pseudoniem werkelijk vandaan komt.
Lenins vader, Ilja Nikolajevitsj Oeljanov, stamde uit de arme lagere middenklasse van Astrachan.
Zijn moeder had een Kalmukse achtergrond.
Na de vroege dood van zijn ouders werd hij opgevoed door zijn oom Vasili, die een welvarende koopman en kleermaker was.
Deze stelde hem in staat natuurkunde en wiskunde te studeren, waarna hij aan de slag ging als leraar op een middelbare school.
Ilja wist carrière te maken in het onderwijs en werd uiteindelijk inspecteur van 450 openbare scholen.
Hij ontving de onderscheiding van de orde van St. Vladimir, waardoor hij tot de erfelijke adelstand behoorde.
Ilja Nikolajevitsj huwde in 1863 met Maria Alexandrovna Blank.
Maria was de dochter van een Joodse arts uit Sint-Petersburg, die getrouwd was met een Duitse koopmansdochter.
Ze was geschoold in de Russische literatuur en beheerste de talen Duits, Engels en Frans. Maria was een Lutherse, maar stond onverschillig tegenover het geloof.
De zes kinderen die Maria en Ilja kregen werden weliswaar gedoopt maar kregen vooral van Ilja een Russisch-orthodoxe opvoeding.
Lenins ouders waren monarchist, liberaal conservatief en steunden het emancipatie hervormingsprogramma van 1861 geïntroduceerd door tsaar Alexander II.
Lenin was een fervent sporter en hield van schaken, maar zijn vader drong aan op een studerend leven.
Lenin bleek over intellectuele gaven te bezitten en excelleerde op het gymnasium.
Hij hielp zijn oudere zus met Latijn en gaf een Tsjoevasjische medestudent bijles.
Lenin werd, net als zijn oudere broer Aleksandr Oeljanov, al op jonge leeftijd beïnvloed door het socialisme.
Zijn broer Aleksandr bestudeerde geschriften van de verboden linkse schrijvers als Dimitri Pisarev, Nikolaj Dobroljoebov, Nikolaj Tsjernysjevski en Karl Marx.
Uiteindelijk werd Aleksandr in verband gebracht met een geplande moordaanslag op tsaar Alexander III van Rusland en in 1887 ter dood veroordeeld.
Lenin deed kort daarna eindexamen aan het gymnasium.
Ondanks het familiedrama leden zijn prestaties er nauwelijks onder: hij eindigde als tweede van zijn klas.
Lenin was na de dood van zijn broer politiek betrokken geraakt en werd marxist.
Hij bestudeerde de werken van Nikolaj Tsjernysjevski, Karl Marx en Plechanov op het landgoed van zijn grootouders van moederskant.
In 1887 werd hij toegelaten tot de Universiteit van Sint-Petersburg en in 1891 studeerde hij af in de rechten en kon hij zich als advocaat vestigen.
Tijdens de hongersnood van 1891 klaagde Lenin arme boeren aan bij de rechtbank wegens het beschadigen van zijn landgoed.
Bijna zijn gehele inkomen voor 1917 kwam uit de pachtsommen en later de rente van de verkoop van het landgoed van zijn moeder.
Daarnaast kreeg hij ook geld uit de partijkas.
In 1893 sloot hij zich aan bij een Petersburgse groep marxistische sociaaldemocraten, later bij de Bond voor de Bevrijding van de Arbeid.
In 1895 werd hij gearresteerd en zat hij korte tijd vast, van 1897 tot 1900 leefde hij als balling in Siberië.
Kort daarvoor was hij in het huwelijk getreden met Nadezjda Kroepskaja, evenals Lenin een overtuigd marxist, zodat zij hem in ballingschap mocht vergezellen.
Na hun ballingschap in Siberië leefde het echtpaar in ballingschap in Londen, later in Zwitserland.
Op het congres van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij van 1903 in Londen ontstond er een scheuring in de RSDAP tussen enerzijds de mensjewieken rond Julius Martov en anderzijds de bolsjewieken rond Lenin.
De scheuring ontstond door onenigheid over de voorwaarden voor lidmaatschap van de partij. Martov wilde iedereen toelaten die het partijprogramma erkende en bereid was de regels te volgen.
Lenin wilde dat het lidmaatschap beperkt bleef tot beroepsrevolutionairen. Martov beschouwde de denkbeelden van Lenin als de verwerping van de marxistische leerstelling dat het proletariaat dankzij economische ontwikkelingen een revolutionair klassenbewustzijn zou krijgen.
Volgens Lenin konden arbeiders alleen door het werk van een gecentraliseerde partij een revolutionair bewustzijn verkijgen.
Martovs visie werd gesteund door 28 stemmen tegen 23.
Martov werd onder andere gesteund door Trotski.
Toen de vijf Joodse socialisten van de Bund – wiens autonomie als lidorganisatie binnen de RSDAP was afgewezen – en reformistische vakbondslieden (de “economisten”) boos de vergadering hadden verlaten, werd het standpunt van Lenin ondersteund met een meerderheid met 19 tegen 17.
De aanhangers van Lenin werden de bolsjewieken genoemd, naar het Russische woord voor meerderheid.
Martovs volgelingen werden de mensjewieken genoemd, naar het Russische woord voor minderheid.
Er waren ook meningsverschillen over zetels in het Centraal Comité en de krant van de partij, omdat Lenins tegenstanders vonden dat het Congres hun te weinig zetels had toegekend. Overigens ontstonden er nog meer vleugels binnen de RSDAP.
Het blad van de bolsjewieken werd het door Lenin gestichte Vperjod (Voorwaarts) genoemd.
Na de revolutie van 1905 keerde Lenin naar Rusland terug.
Lenin en de bolsjewieken boycotten het zojuist opgerichte parlement, de Doema, en riepen op tot een proletarische revolutie.
Toen na het ontbinden van de Tweede Doema door tsaar Nicolaas II van Rusland in 1907 de conservatieven de macht kregen, ging Lenin weer terug naar Zwitserland.
Lenin steunde de overvallen op postkantoren, stations, treinen en banken om de partijkas aan te vullen.
Onder leiding van Leonid Krasin begonnen bolsjewieken gewelddadige overvallen te plegen. Een van de bekendste “onteigening” is de gewapende overval op de bank in Tiflis te Georgië medegeorganiseerd door Jozef Stalin.
In 1906 was Lenin een voorstander van de vereniging van de mensjewieken en bolsjewieken, maar tijdens het Vierde Partijcongres van de RSDAP in Stockholm werd dit voorkomen door de veroordeling van de bolsjewistische bankovervallen door de mensjewieken. In Zwitserland probeerde hij de bankbiljetten in te ruilen die gestolen waren in Tiflis en die identificeerbare serienummer bezaten.
In 1912 kwam het tot een volledige breuk met de mensjewieken en richtte Lenin de krant Pravda (De Waarheid) op.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog woonde Lenin de links-socialistische congressen van Zimmerwald en Kienthal bij.
Lenin bepleitte de oprichting van een Derde Internationale.
Het geheime politieke adresboek van Lenins groep bevatte in 1916 slechts tien actieve leden in Rusland zelf.
In februari 1917 brak de Februarirevolutie in Rusland uit.
De directe aanleiding daarvoor was het slechte verloop van de oorlog tegen Duitsland en Oostenrijk.
Tsaar Nicolaas II deed afstand van de troon en er kwam een Voorlopige Regering.
Volgens de gangbare marxistische opvatting volgde er pas lang na een burgerlijke revolutie een proletarische of socialistische revolutie.
Marx zelf achtte het het waarschijnlijkst dat dit zou gebeuren in het land waar het kapitalisme het sterkst ontwikkeld is.
Met zijn theorie over het imperialisme (onder andere in "Het imperialisme als laatste stadium van het kapitalisme") ontwikkelde Lenin de stelling dat een burgerlijke revolutie meteen zou kunnen omslaan in een proletarische revolutie, als in het betreffende land de arbeidersklasse beter georganiseerd was en een hoger bewustzijn heeft, terwijl de kapitalistenklasse betrekkelijk zwak staat.
Volgens Lenin was een socialistische revolutie dus mogelijk in de nabije toekomst.
Met de hulp van Parvus Helphand en de Duitse regering, die, nog altijd in oorlog met Rusland, het nieuwe regime wilde verzwakken, keerde Lenin na een reis door Duitsland, Zweden en Finland in april 1917 terug in Rusland, waar hij door zijn volgelingen luid werd begroet.
Lenin vestigde zich in Petrograd.