Carnaval
Carnaval is van oorsprong een gekerstend heidens volksfeest.
Het valt binnen de christelijke traditie op de zondag, maandag en dinsdag direct voorafgaand aan de vastentijd van 40 dagen.
Carnaval is bij uitstek het feest van zotheid, spot en uitbundigheid.
Inmiddels is het in verschillende Noord-Brabantse steden en dorpen een gebruik om carnaval op carnavalsvrijdag te openen.
Op Aswoensdag wordt carnaval afgesloten, maar de tradities verschillen per regio.
In Limburg wordt carnaval ook wel vasteloavend genoemd, vernoemd naar de vastentijd. Het Limburgs carnaval is meer verwant aan het Venetiaans carnaval.
In het overgrote deel van Noord-Brabant wordt er afgesloten met Worstenbrood, koffie met Schrobbeler soms met een Brabantse koffietafel.
In de regio's van Bergen op Zoom, Werkendam en Woudrichem, waar nog visserijen zijn gevestigd, worden vanzelfsprekend meer visproducten gegeten.
De meest waarschijnlijke oorsprong van het woord carnaval ligt in het Italiaanse carne levare (Kerklatijn: carnem levare), wat 'opheffen/wegnemen van het vlees' betekent.
Dit begrip is voor het eerst aangetroffen in een akte uit Subiaco van 965.
De oudst bekende datering van de term carnaval in het Nederlands is in het jaar 1673, in het tijdschrift Mercurius.
Verschillende alternatieve etymologieën zijn voorgesteld, bijvoorbeeld dat het woord zou zijn afgeleid van carrus navalis (Latijn voor scheepskar, waarmee dan specifiek wordt gedoeld op het narrenschip).
Deze verklaringen zijn geen van alle erg houdbaar gebleken, met name vanwege het al in de 10e tot 12e eeuw voorkomen van de Italiaanse vorm carnelevale.
Er bestaan regionaal allerlei verschillende benamingen voor het feest.
In de Belgische en Nederlandse provincies Limburg en het aangrenzende Duitse Rijnland heet het Vastelaovend (waarmee dus in feite wordt verwezen naar de vastenavond die op het eigenlijke feest volgt), in Zuid-Duitsland Fasnacht (vastenavond).
Antropologisch gezien is het carnaval voor alles een omkeringsritueel, waarin maatschappelijke rollen worden omgedraaid en normen over gewenst gedrag worden opgeschort.
Het dragen van maskers zou oorspronkelijk verband hebben gehouden met verering van overleden voorouders; door zich als een representant van een overleden voorouder voor te doen, hoopte men de geest van die voorouder gunstig te stemmen.
Daarnaast diende de maskerade om de winter sneller een halt toe te roepen, zodat de zomer sneller zijn intrede zou doen.
Het vieren van een nieuwjaars- en/of lentefeest waarbij voor korte tijd de hele samenleving op zijn kop stond, alle maatschappelijke rollen werden omgedraaid, niemand meer werkte e.d. gaat terug tot ver in de prehistorie.
Feesten die gelijkenis vertonen met het huidige carnaval werden ca. 5000 jaar geleden al in Mesopotamië gevierd, waarin blijkens een babylonisch geschrift sprake was van het gelijkheidsprincipe tussen ondergeschikten en meesters en tussen mannen en vrouwen, wat tot op heden een belangrijk element is van het feest.
Uit 2600 v.Chr. is een kleitablet uit Mesopotamië bewaard gebleven waarop melding wordt gemaakt van een feest dat werd gevierd in de maand Nisan, waarbij de slaaf zelf voor even gelijk was aan zijn meester. Alle andere rangen en standen werden afgeschaft.
Tijdens dit feest werd de god Mardoek geëerd.
Ruim 1000 jaar later maakte de Babylonische priester Berossus melding van een soortgelijk feest dat vijf dagen duurde.
In culturen rond de Middellandse Zee, zoals Egypte en Griekenland, waren vergelijkbare feesten, die een relatie hadden met het begin van de lente.
Volgens de mythologie van het Oude Egypte was er een periode van vijf dagen aan het eind van het jaar waarin de vloek die de zonnegod Ra had uitgesproken over de aardgod Keb niet gold, dankzij de maangod Thoth.
Binnen de joodse cultuur vertoont het Poerim-feest, dat wordt gevierd in het vroege voorjaar, duidelijke overeenkomsten met het huidige carnaval.
De Romeinen vierden in de periode 21 december- 21 maart een aantal feesten.
Belangrijk was het feest van de saturnaliën dat veel overeenkomsten met het hedendaagse carnaval vertoont.
De slaven hadden tijdens dit feest veel meer vrijheid en mochten zelfs hun meesters voor gek zetten.
Er waren verder drink- en eetgelagen, vermommingen en optochten door de straten.
Er was een figuur die vergelijkbaar was met Prins Carnaval.
Met carnaval vergelijkbare feesten werden in heel Europa gevierd.
In Rusland is dit feest bekend onder de naam maslenitsa (vrij vertaald: boterfeest).
Toen in heel Europa vanaf de late oudheid het christendom opkwam, probeerde men al deze traditionele, "heidense" gewoonten in eerste instantie te onderdrukken.
De bisschop Caesarius van Arles was een van de eerste christenen die zich er fel tegen verzette.
Tijdens de Synode van Leptines (742) werd een index opgesteld van heidense gebruiken die voortaan taboe waren. missionaris Bonifatius was een sterk voorstander van afschaffen van de Romeinse nieuwjaarsfeesten.
Toen de Rooms-Katholieke Kerk gaandeweg niet goed in staat bleek om de traditionele lentefeesten te onderdrukken, werd tijdens het Concilie van Benevento (1091) besloten dat de feesten in plaats daarvan voortaan hun eigen plek zouden krijgen binnen de christelijke liturgie, waarbij Aswoensdag voortaan het begin was van de 40 dagen durende vastentijd.
Dit laatste was namelijk ter herdenking van de 40 dagen die Jezus volgens het Nieuwe Testament in de woestijn vastte en tevens tot bezinning op de christelijke kernwaarden.
Het carnaval ging hierdoor dus bij uitstek gelden als de laatste mogelijkheid om zich nog te buiten te gaan voordat de vastentijd een periode waarin men zich juist beperkte tot het minimaal noodzakelijke begon.
In deze zelfde periode, en vermoedelijk mede doordat de kerk het nu had toegestaan, kwam de viering van carnaval echt tot wasdom, onder meer in de grote steden in Italië (Venetië, Rome, Milaan).
Het carnaval was voor alles een eetfestijn.
Op "vette dinsdag" voor de vasten werd al het vet dat er nog in huis was opgemaakt, voordat het zou gaan bederven.
Het oorspronkelijke idee hierachter was dat alle weldadigheid de voorbode was van een goede oogst.
In de Middeleeuwen werden tussen de 12e en 16e eeuw 'Narrenfeesten' gevierd, enigszins vergelijkbaar met het carnaval.
Een van de oudste schriftelijke vermeldingen van 'Fastnacht' bevindt zich in de Kroniek van Speyer uit 1612, waarin verteld wordt dat het in 1298 al werd gevierd.
Met de opkomst van de reformatie kwam het carnaval opnieuw zwaar onder vuur te liggen vanuit de christelijke kringen.
Het vieren van carnaval devalueerde enkel maar de "echte" christelijke feesten (Kerstmis, Pasen, Pinksteren) volgens de reformatoren.
Met name Johannes Calvijn keerde zich fel af van de carnavalsvieringen.
Dit verzet had tot op zekere hoogte succes; tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) werd besloten de vastenavondvieringen goeddeels in de ban te doen, waarna het feest in veel delen van Europa verdween.
Dit gebeurde ook in de landen die katholiek bleven (Frankrijk, Spanje, Italië).
Dankzij de terugkerende dominantie van het katholicisme maakten de carnavalsvieringen vanaf de 19e eeuw in veel Europese landen toch weer een herleving door. In deze tijd begon het carnavalsfeest pas echt te lijken op wat het tegenwoordig is.
De vieringen kregen nu een meer georganiseerd karakter dan in vroeger tijden.
Het zich verkleden als beroemde of historische figuren werd een belangrijk onderdeel, evenals de lange carnavalsoptochten en bijbehorende confetti (die in de plaats kwam van schoensmeer).
In de lente van 1940 was het Nederlandse leger gemobiliseerd.
Omwille van de oorlogsdreiging werd aan het carnaval grote beperkingen opgelegd.
Maskers waren verboden omdat niemand onherkenbaar mocht zijn.