Koningin Juliana
Op 7 januari 1937 trouwde Juliana met Bernhard in Den Haag.
De kerkelijke voltrekking was in de Grote of Sint-Jacobskerk.
Juliana's getuigen waren de voormalige dame du palais honoraire jonkvrouw Louise van de Poll, haar oom Adolf van Mecklenburg-Schwerin, Johan Huizinga en de vicepresident van de Raad van State Frans Beelaerts van Blokland.
Alle kinderen in het lager en voortgezet onderwijs kregen op die dag een rijmprent cadeau met een gedicht van P.C. Boutens en een tekening van André van der Vossen: Een nieuwe lente op Hollands erf.
Het paar vestigde zich in Paleis Soestdijk.
Zijn komst in Juliana's leven betekende in allerlei opzichten een keerpunt voor haar.
Bernhard zorgde ervoor dat Juliana radicaal brak met de kleinburgerlijke levensstijl waarin zij was opgevoed.
Beginnend met hun huwelijksreis naar onder meer Krynica Zdrój (in Hotel Patria van de Poolse operazanger Jan Kiepura) en Zakopane in Polen, nam Bernhard Juliana voor het eerst mee naar de grote steden van Europa. Bernhards "tante" (vriendin van zijn moeder) en beschermvrouwe Allene Tew, een schatrijke Amerikaanse, liet haar kennismaken met de moderne mode en stijl van opmaken; ofwel het leven in de wereld buiten het minder mondaine en enigszins stijve achtergebleven Nederland.
Bovendien liet Tew Juliana een tiental kilo's afvallen.
Bernhard zorgde voor een niet aflatende stroom jetset-vrienden en -vriendinnen uit heel Europa die bij het jonge paar kwamen logeren, feesten en jagen.
Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, hertogin van Mecklenburg, Prinses van Lippe-Biesterfeld (Den Haag, 30 april 1909 – Baarn, 20 maart 2004) was koningin der Nederlanden van 4 september 1948 tot en met 30 april 1980 (de inhuldiging vond plaats op 6 september 1948).
Juliana was getrouwd met prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld (1911–2004), met wie zij vier dochters kreeg, en was enig kind uit het huwelijk van koningin Wilhelmina der Nederlanden (1880–1962) met prins Hendrik van Mecklenburg-Schwerin (1876–1934).
Eind 1908 maakte de voorzitter van de ministerraad Theo Heemskerk bekend dat koningin Wilhelmina in verwachting was.
De orangisten waren behoorlijk opgelucht, aangezien haar in 1901 gesloten huwelijk nog steeds kinderloos was.
Na een miskraam van Wilhelmina in 1901, gevolgd door een levensbedreigende ziekte in 1902 met opnieuw een miskraam en een derde in 1906, bestond er grote vrees dat er geen troonopvolger zou komen.
In dat geval zou de troon overgaan naar de nakomelingen van Wilhelmina's tante, prinses Sophie.
De meest genoemde naam was die van Willem Ernst van Saksen-Weimar-Eisenach, een zoon van een volle neef van Wilhelmina.
In de tweede helft van april 1909 waren er meer dan eens valse geruchten dat het kind geboren was, aangezien de baby medio april al verwacht werd.
Uiteindelijk was de geboorte op 30 april in Paleis Noordeinde in Den Haag.
De melding aan de media werd in plechtig Frans gedaan door een jonkheer.
De volgende dag deed de vader in Paleis Noordeinde de aangifte voor de burgerlijke stand.
Na enkele weken werden de namen van het prinsesje openbaar gemaakt:
Juliana, vernoemd naar Juliana van Stolberg, de moeder van Willem van Oranje
Louise, naar Louise de Coligny, de echtgenote van Willem van Oranje
Emma, naar koningin Emma, grootmoeder van moederskant
Marie, naar Marie van Schwarzburg-Rudolstadt, grootmoeder van vaderskant
Wilhelmina, naar de moeder
De officiële roepnaam werd Juliana, terwijl haar moeder haar vaak junior noemde, en haar informele roepnaam was Jula.
Op 5 juni 1909 werd prinses Juliana gedoopt in de Haagse Willemskerk.
Voorafgaand botste de koets van koningin-moeder Emma op die van de ouders met de kleine Juliana.
Juliana droeg de doopjurk die haar moeder had gedragen bij haar eigen doop.
De plechtigheid werd geleid door waarnemend-hofpredikant Jan Hendrik Gerretsen.
Hij preekte over Lucas 7:15 "En Hij gaf hem zijne moeder".
Sommige aanwezigen waren gechoqueerd, anderen, zoals minister van Koloniën Alexander Willem Frederik Idenburg vonden de preek juist briljant, artistiek en origineel.
De oorzaak van de opwinding was de zinsnede: "Wij gaan onze prinses begraven".
Gerretsen doelde op het begraven van het aardse leven, het afleggen van de oude mens al in dit leven.
Dit gebeurt symbolisch bij de doop.
Hij zei dit alles tegen de achtergrond van zijn tekstkeus: "De opwekking van de jongeling te Nain".
De slotzang van de kerkdienst was Psalm 105:24, met de beginregels: "Die gunst heeft God Zijn volk bewezen, opdat het altoos Hem zou vrezen".
De preek verscheen in druk onder de titel 'Aan Hare Moeder gegeven'.
Haar acht doopouders waren de grootmoeders Emma van Waldeck-Pyrmont, Marie van Schwarzburg-Rudolstadt, overgrootmoeder prinses Mathilde von Schwarzburg-Rudolstadt, prinses Marie van Oranje-Nassau, prinses Louise Marie Elisabeth van Pruisen, oudtante vorstin Elisabeth van Waldeck-Pyrmont en haar ooms hertog Johan Albrecht van Mecklenburg-Schwerin en hertog Adolf Frederik van Mecklenburg.
Haar moeder trachtte Juliana een iets minder afgeschermde opvoeding te geven dan die van haar zelf.
Zij doorliep tot in 1919 vier jaar lang de lagere school in het paleis, in een klasje met enkele dochters uit zorgvuldig uitgezochte families.
Deze meisjes waren de freules Miek de Jonge, Elise Bentinck en Elisabeth van Hardenbroek. Daarna kreeg zij privéonderwijs, opgesteld door de pedagoog J.B.Gunning.
Koningin Wilhelmina vond het wat de leerstof betreft van groot belang dat Juliana op haar 18e jaar voldoende zou zijn toegerust om het koningschap zo nodig direct te kunnen overnemen. Het leerplan bevatte de normale lesstof, aangevuld met onder andere schilderen, viool- en zangles, maar ook met vakken die voor haar als toekomstig staatshoofd belangrijk werden geacht, zoals Indische land- en volkenkunde.
Er was geen formeel examen en het leerplan voldeed daarom niet aan de eisen voor toegang tot een universiteit.
Tot haar docenten behoorden de historicus Nicolas Japikse en de Indië-kenner Johan van Eerde.
In 1921 richtte Juliana de 'Tijdelijke Toneelvereeniging Achmajeem' op.
De naam was samengesteld uit de voorletters van de negen leden, allen vrouwelijk.
Er werd wekelijks gerepeteerd.
De stukken die opgevoerd werden waren zelf geschreven, met titels als 'De boerin op de Kostschool' en 'De Gouden Pantoffel', maar er werd ook teruggevallen op bekende werken als 'De prinses op de erwt' van Hans Christian Andersen.
Gespeeld werd er voor familie en andere bekenden.
In 1922 werd de erfopvolging gewijzigd, waarbij werd geregeld dat Juliana de enige opvolger van haar moeder werd.
Vanaf haar 18e verjaardag kreeg Juliana een jaarlijkse staatstoelage van 200.000 gulden en de beschikking over Paleis Kneuterdijk.
Zij bleef echter bij haar moeder inwonen.
Het was Juliana's eigen wens om na het beëindigen van haar middelbare school verder te studeren.
Ze verhuisde naar de villa In 't Waerle in Katwijk om ondanks het ontbreken van het juiste schooldiploma een verkorte studie te volgen aan de Rijksuniversiteit Leiden, die geheel werd toegespitst op de taak die haar wachtte.
Zij was daarmee de eerste Oranjetelg die aan een universiteit ging studeren.
Juliana's verblijf op de universiteit was er een van 'op voet van onderlinge gelijkheid' en zij liet zich – ook op wens van haar ouders – om die reden door haar medestudenten tutoyeren en aldus aanspreken met Jula.
In september 1927 schreef zij zich er in als studente bij de studierichting rechten, maar had een 'vrij' studieprogramma.
Tot de colleges die zij volgde, behoorde die van oud-vaderlands recht, adatrecht van Nederlands-Indië, fenomenologie van de religie, sinologie, slavistiek, Duitse mythologie, Frans en Nederlands.
Juliana werd lid van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL), waar ze ontgroend werd.
Haar jaarclub, met veertien andere studentes, heette de zestigpoot, naar de vijftien leden en hun vier ledematen.
Een van hen was Kiekie Leenmans, die later bekendheid zou verwerven als de dichteres M. Vasalis.
Samen herschreven ze het sprookje over Blauwbaard tot een nieuw toneelstuk.
De jaarclub zou na haar studie in Leiden nog regelmatig bijeenkomen, vaak op uitnodiging van Juliana en meestal in haar paleis te Baarn.
Juliana zou in eerste instantie een jaar in Leiden gaan studeren, maar haar verblijf werd eerst met een vol jaar en daarna met nog enkele maanden verlengd.
Op die manier kon ze nog net het dertigjarig bestaan van VVSL bijwonen.
Een honderddertigtal studenten schreef als eerstejaars een jaarlied en dat van Juliana werd als beste gekozen.
Alle liedjes waren onder een pseudoniem ingediend, dat van Juliana was Nofrititi.
Het lied werd gezongen op de wijs van het kroningslied uit 1898, het jaar waarin haar moeder ingehuldigd werd als koningin.
Juliana mocht geen examens afleggen, maar als 'toehoorster' wel mondelinge tentamens doen.
Een daarvan werd afgenomen door de dichter en hoogleraar Nederlandse letterkunde Albert Verwey.
Zij deed er drie, om op 31 januari 1930 de studie af te sluiten met een eredoctoraat, waarvoor geen formele vooropleiding vereist is.
De humanist en cultuurhistoricus Johan Huizinga fungeerde voor het doctoratus honoris causa als haar promotor.
Op 12 juni 1927 werd Juliana 'aangenomen en bevestigd' als lidmaat van de Nederlandse Hervormde Kerk.
Voor de plechtigheid had haar moeder de Julianakerk in het Haagse Transvaalkwartier uitgekozen.
In 1931 werd Bonifacius Cornelis de Jonge gouverneur-generaal van Nederlands-Indië.
Hij was de vader van een vriendin van Juliana en stelde nog voor zijn vertrek naar Batavia aan de toenmalige voorzitter van de ministerraad Charles Ruijs de Beerenbrouck voor dat Juliana Nederlands-Indië zou bezoeken.
Hij wilde daarmee bewerkstelligen dat er voor het eerst een Oranjevorst op de troon zou komen die in Indië was geweest.
Hij stelde wel uit praktische overwegingen als voorwaarde dat de persoonlijke begeleiding vanuit Nederland minimaal zou zijn.
Ruijs de Beerenbrouck ging onmiddellijk akkoord, maar Wilhelmina hield de plannen tegen.
Zij was bang dat Juliana er een ziekte zou oplopen en vond ook dat het land te ver weg lag. Juliana zou uiteindelijk pas vele jaren later onder president Suharto de inmiddels voormalige kolonie voor het eerst te zien krijgen.
Haar vader, die hartpatiënt was, stierf in 1934 op slechts 58-jarige leeftijd.
Juliana zag af van zijn erfenis omdat de schulden hoger waren dan de baten.
Wel nam zij zijn voorzitterschap van het Nederlandse Rode Kruis over.
Haar vader liet haar ook een buitenechtelijk verwekte halfbroer na, Pim Lier (1918–2015).
Op 10 mei 1940 vond de invasie van Nederland door nazi-Duitsland plaats.
Twee dagen later vluchtte Juliana met haar gezin per boot naar Engeland.
Toen Duitsland ook Engeland dreigde binnen te vallen, vertrok zij met haar dochters op 2 juni over zee naar Canada.
Bernhard bleef achter bij Wilhelmina en kwam uiteindelijk zes keer over.
Over haar vlucht schreef Juliana aan een vriendin: "Ik vind het zo heerlijk dat we Hitler verlakt hebben & ontvlucht zijn".
In 1943 werd haar derde kind Margriet geboren in een ziekenhuis te Ottawa.
In november dat jaar bezocht zij Suriname.
Juliana bezocht minstens acht keer de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt en zijn echtgenote en hield zestig toespraken over de strijd tegen het Duitsland van Adolf Hitler, de zogenoemde "pep talks". Roosevelt was hiermee zeer ingenomen, omdat het hem rugsteunde bij zijn streven het Amerikaanse congres te winnen voor Amerikaanse interventie in Europa om de invloed van Hitler tot staan te brengen.
Het Nederlands bataljon in Stratford werd door haar zes keer met een bezoek vereerd.
Van Amerikaanse universiteiten ontving zij drie eredoctoraten.
In 1943 bezocht zij het eiland Sint-Maarten en verrichtte de officiële opening van het plaatselijke vliegveld dat naar haar vernoemd werd, het Princess Juliana International Airport. Na de geallieerde invasie in Normandië en de eerste successen daarna was de verwachting dat de oorlog snel afgelopen zou zijn en begin september keerde Juliana op verzoek van haar moeder alvast terug naar Londen.
De Duitsers wilden zich echter nog niet gewonnen geven en in januari 1945 vertrok zij weer naar Canada.
Vlak na het einde van de oorlog in Europa keerde zij met haar dochters op 2 augustus via Engeland terug naar Nederland.
Deze keer werd er gevlogen en op vliegveld Teuge in Gelderland werd voor het eerst voet op Nederlandse bodem gezet.
Op persoonlijk vlak zorgden de 'Canadese' jaren van zelfstandigheid – met haar moeder en echtgenoot tijdens de oorlog in Engeland – ervoor, dat Juliana opbloeide.
Vóór 1940 was ze altijd als een klein meisje geweest dat erg aan haar moeder en echtgenoot hing.
Bernhard zou in later jaren geregeld opmerken dat Juliana toen ze uit Canada terugkeerde veel meer een zelfstandige vrouw was geworden: een ervaren moeder, een vrouw die stevig in haar schoenen stond en op eigen benen durfde te staan en vooral onder de schaduw van haar moeder vandaan was gekomen.
Op 31 januari 1980, de verjaardag van haar dochter Beatrix, maakte zij tijdens een rechtstreekse televisie-uitzending vanuit Paleis Soestdijk bekend dat zij op 30 april dat jaar, haar 71ste verjaardag, afstand zou doen van de troon ten gunste van haar dochter Beatrix.
Op 4 januari had ze minister-president Dries van Agt hierover al ingelicht.
Als reden gaf ze aan dat haar krachten aan het afnemen waren.
Tevens gaf ze te kennen om na de abdicatie niet langer als koningin, maar als prinses Juliana aangesproken te willen worden.
Na haar troonsafstand verscheen ze nog regelmatig in het openbaar.
Een van haar liefhebberijen was het dineren in voortreffelijke restaurants – een favoriet was de Auberge de l'Ill, in Illhaeusern, in de Elzas.
Na 1995, toen haar algemene gezondheid begon af te nemen en ze last kreeg van geheugenverlies, werden de verschijningen in het openbaar steeds minder.
Op 12 april 1998 brak zij bij het fotograferen in de Keukenhof haar heup.
Juliana's laatste openbare optreden was op 30 mei dat jaar bij het huwelijk van haar kleinzoon prins Maurits.
Vooraf was door de Rijksvoorlichtingsdienst bekendgemaakt dat de prinses na de noodzakelijke heupoperatie soms last had van acute verwardheid.
Er ontstond enige opschudding over het feit dat zij tijdens het kerkelijk huwelijk van prins Maurits als protestant ter communie ging.
De priester die de heilige hostie toediende werd later door kardinaal Ad Simonis ter verantwoording geroepen.
Op 23 februari 1999 werd een communiqué uitgevaardigd met de mededeling dat het haar door haar hoge leeftijd te zwaar viel om nog officieel op te treden.
Op 15 april 2001 werd zij voor het eerst overgrootmoeder. In een interview ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van prins Bernhard in 2001 zei de prins over zijn vrouw dat ze soms de mensen niet meer herkende: "het geheugen, kan je zeggen, is nul".
Ze verliet het terrein van Paleis Soestdijk soms in een busje om een rondrit te maken door de omgeving van Soestdijk.
Daarbij werd ze enige jaren voor haar overlijden gefotografeerd door een fotograaf van het roddelblad Weekend.
Het bleek de laatste publieke foto van de prinses.
Na de geboorte van prinses Amalia op 7 december 2003 waren er in Nederland voor het eerst in 163 jaar weer vier troongeneraties tegelijkertijd in leven.
Nadat zij door een longontsteking al enige weken het bed had moeten houden, verslechterde haar gezondheidstoestand op 19 maart 2004 aanzienlijk.
De volgende ochtend kort voor zes uur overleed zij in haar slaap op bijna 95-jarige leeftijd in het bijzijn van haar drie oudste kinderen.
Juliana overleed op de dag af zeventig jaar na haar grootmoeder koningin-regentes Emma. Conform haar wens werd zij opgebaard in haar voormalige werkkamer aan de achterzijde van Paleis Soestdijk.
Haar tweede achterkleinzoon werd daags na haar overlijden geboren.
Juliana was sinds 20 december 1993 de langstlevende Oranje ooit. Eind 2004 eindigde ze op nummer 14 in de verkiezing van De grootste Nederlander.
Uitvaart en bijzetting
De rouwkoets met de kist van koningin Juliana in 2004, op weg naar de Nieuwe Kerk in Delft.Uitvaart van koningin Juliana in Delft.
30 maart 2004 - Gekleed in het wit begeleiden haar vier dochters het stoffelijk overschot van Koningin Juliana vanaf Paleis Noordeinde naar Delft, voor de bijzetting in de Grote Kerk.
Van 25 tot 28 maart was er voor belangstellenden gelegenheid om van Juliana afscheid te nemen.
Bijna 50.000 mensen defileerden langs haar kist.
De bijzetting vond plaats op 30 maart 2004 in de grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk in Delft.
Negenduizend militairen liepen mee of stonden langs de veertien kilometer lange route tussen Paleis Noordeinde en de Nieuwe Kerk in Delft.
Op uitdrukkelijk verzoek van Juliana werd de dienst niet door een man geleid.
Naar haar wens was gekozen voor de remonstrantse dominee Welmet Hudig-Semeijns de Vries van Doesburgh, bij leven haar gezelschapsdame op het gebied van theologie.
Prinses Christina zong op Juliana's verzoek het lied It's a gift to be simple.
Onder de klanken van Morgenstimmung van Edvard Grieg daalde de kist met het stoffelijk overschot de trappen af naar de laatste rustplaats.
Er gaan ook verhalen over het internet dat het Koningshuis niet bestaan mag, en dat de troon zitters er niet thuishoren.
Oordeel zelf maar...
Vanaf de bijzetting wordt Juliana officieel weer betiteld als 'Koningin Juliana'.