top of page

Eindhoven

De gemeente Eindhoven omvat naast de gelijknamige stad Eindhoven tevens het dorp Acht en de uitbreidingslocatie Meerhoven.

Eindhoven is de vijfde gemeente van Nederland naar inwonertal.

De gemeente telt 229.637 inwoners (31 mei 2018, bron: CBS) op een grondgebied van 88,84 km².

De gemeente Eindhoven maakt deel uit van de Metropoolregio Eindhoven (MRE) en het stedelijk netwerk BrabantStad.

De agglomeratie Eindhoven (niet te verwarren met de metropoolregio), bestaande uit onder andere de gemeenten Eindhoven, Veldhoven, Best, Nuenen en Geldrop-Mierlo, telt bijna 420.000 inwoners op een oppervlakte van ongeveer 540 km².

In de MRE wonen ongeveer 750.000 mensen.

Op 24 november 2015 heeft de gemeente haar 225.000e inwoner verwelkomd.

De stad groeit nog steeds: de prognose is dat het aantal inwoners van de gemeente in 2040 zal zijn gestegen naar 248.000.

De stad Eindhoven ontstond in een moerasdelta van vijf riviertjes de Dommel, de Gender, de Laak, de Tongelreep en de Rungraaf.

Het kreeg in 1232 stadsrechten en marktrecht van hertog Hendrik I van Brabant.

Eindhoven moet gezien worden als een gestichte (en niet geleidelijk gegroeide) nederzetting binnen de stedenpolitiek van Hendrik I.


Eindhoven ontstond op een hoger gelegen terrein tussen de riviertjes de Dommel en de Gender. Daarnaast stroomde vroeger nog de Laak vanuit het oosten de Dommel in, terwijl stroomopwaarts, binnen het huidige stadsgebied, de Tongelreep in de Dommel stroomt.

Er zijn in de omgeving van Eindhoven weliswaar veel archeologische voorwerpen opgegraven uit de steentijd, de bronstijd en de Romeinse tijd, maar permanente bewoning trad waarschijnlijk pas sinds de 8e eeuw op.

Geleidelijk ontstond een knooppunt van wegen dat zowel militair als economisch van belang was.

Hoewel in oudere geschiedschrijvingen, zoals die van Tops en Verschueren (1946) nog wordt uitgegaan van het bestaan van een kleine, versterkte stad vóór 1232, zijn daar geen archeologische aanwijzingen voor, zodat men tegenwoordig aanneemt dat de stad gesticht werd en daarna in korte tijd werd gebouwd.

Het regelmatige stratenpatroon, dat nog voor een belangrijk deel intact is, getuigt hiervan. Eindhoven moet dan ook gezien worden als een gestichte (en niet geleidelijk gegroeide) nederzetting binnen de stedenpolitiek van Hertog Hendrik I van Brabant die ertoe diende om de hertogelijke macht in dit pas omstreeks 1203 verworven randgebied te bevestigen en de handel te bevorderen.

Eindhoven lag immers op het knooppunt van belangrijke handelswegen: van 's-Hertogenbosch naar Luik en van Antwerpen naar Duitsland.

Vermoedelijk wilde de hertog ook de textielnijverheid bevorderen door de stichting van markten en overige bedrijvigheid.

Een probleem bij de studie van het ontstaan van Eindhoven is het vrijwel ontbreken van geschreven bronnen, daar die bij een stadsbrand in 1486 verloren zijn gegaan.

De kerk, gewijd aan Sint-Catharina, bestond reeds in de 12e eeuw, maar ze werd pas in 1340 voor het eerst genoemd.

Dit was een dochterkerk van de dekenale Sint-Petruskerk te Woensel.

Deze kerk werd in 1399 verheven tot kapittelkerk.

Daarnaast kende ze een beeld van Maria Presentatie, dat doel was van bedevaarten.

De kerk werd in brand gestoken door de Geldersen in 1486.

Nadat de herstelwerkzaamheden zich voortsleepten van 1489-1515, waaide in 1526 de toren om, terwijl in 1543 de stad en de kerk werden geplunderd door Maarten van Rossum.

In 1554 was er opnieuw een stadsbrand waarbij de kerk grote schade opliep.

Het beeld van de Maria Presentatie werd in 1566 tijdens de Beeldenstorm vernield, doch daarna weer hersteld.

In 1648 werd de kerk onttrokken aan de katholieke eredienst en het werd in dat jaar, nadat beelden waren verwijderd en het interieur was gewit, een protestantse kerk.

Toen de Fransen kwamen werd de kerk achtereenvolgens rechtszaal, paardenstal en bakkerij, woonhuis en militair magazijn.

In 1798 kregen de katholieken hun kerk terug, die in 1810 opnieuw werd ingewijd.

In 1836 kwam ook de toren in bezit van de parochie.

De kerk werd echter te klein bevonden, en men besloot een nieuwe te bouwen, waartoe in 1859 een noodkerk in gebruik werd genomen.

Bij de sloop van de oude kerk hield men nauwelijks rekening met het verleden.

In 1861 werd de eerste steen van de nieuwe kerk gelegd, en in 1867 werd ze in gebruik genomen.

Dit betrof de huidige neogotische Sint-Catharinakerk.

Deze werd ontworpen door Pierre Cuypers en valt op door een koor naar het westen.

Tussen 2004 en 2006 werd het koor van de middeleeuwse St.-Catharinakerk met de daarin en eromheen begraven stoffelijke overblijfselen, opgegraven onder leiding van de Eindhovense stadsarcheoloog Nico Arts.

Omstreeks 1100 bestond in de buurt van het latere Eindhoven een motteburcht, die ook zetel werd van de heren van Eindhoven.

Dit kasteel werd Die Hage genoemd.

In 1232 was Eindhoven nog in het bezit van hertog Hendrik II van Brabant, maar de heerlijkheid Eindhoven werd vermoedelijk in 1282 uitgegeven aan Willem, heer van Cranendonck.

Toen ontstond ook het stadszegel met de drie hoorns, dat verwijst naar het geslacht Cranendonck en dat nog altijd het stadswapen siert.

In 1388 wordt Willem van Milberg als heer van Eindhoven genoemd.

Deze versterkte de omwalling en stichtte het kapittel.

Van 1412-1434 trad Jan van Schoonvorst als heer van Eindhoven op.

Hij was tevens burggraaf van Montjoie (Monschau), en heer van Cranendonck en Diepenbeek. Deze richtte in 1419 de gilden op en liet in 1420 een nieuw kasteel bouwen, het kasteel van Eindhoven, op de plaats waar nu Villa Ravensdonck staat.

Bij het oude kasteel verrees klooster Mariënhage, dat ook tegenwoordig nog bestaat.

Het nieuwe kasteel lag binnen de stadsomwalling en maakte deel uit van de verdediging van de stad.

De wallen omsloten de huidige kleine binnenstad en de straatnamen Emmasingel, Vestdijk en Wal herinneren nog aan hun aanwezigheid.

De stadsomwalling had vijf poorten, waaronder de Stratumse-, Gestelse- en Woenselse poort. De stad was overigens maar klein: een hoofdstraat en een paar zijstraten.

Na de dood van Jan van Schoonvorst in 1434 werd Jacob, heer van Gaasbeek, beleend met Eindhoven, maar na de nodige juridische verwikkelingen kwam de heerlijkheid in 1450 aan Jan van Bensdorf, heer van Sevenborne.

In 1460 kwam de heerlijkheid in handen van Maria van Schoonvorst, die haar overdroeg aan Jacob I van Horne, die ook graaf van Horn was.

Vervolgens werd in 1470 Jacob II van Horne heer van Eindhoven.

Daarna werd de heerlijkheid in 1483 verkocht ten behoeve van Frederik van Egmont.

Na zijn dood in 1521 werd hij opgevolgd door zijn zoon Floris van Egmont.

In 1486 vond in Eindhoven een grote stadsbrand plaats. In 1539 volgde Maximiliaan van Egmont hem op.

In 1548 werd hij opgevolgd door zijn dochter, Anna van Egmont, die gravin van Buren was.

Zij trouwde in 1551 met Willem van Oranje.

Hun zoon was Filips Willem, die in 1558 na het overlijden van zijn moeder heer van Eindhoven werd.

Sedertdien is de heerlijkheid altijd in bezit van het huis Nassau gebleven.

De vestingwallen deden dienst tijdens de invallen van de Geldersen, zoals in 1397, toen deze het beleg van de Geldersen weerstonden.

In 1583 werd de omwalling afgebroken op last van de hertog van Parma.

Het kasteel raakte later in verval en in 1676 werden de laatste bovengrondse resten ervan gesloopt. De fundamenten van dit kasteel zijn nog aanwezig onder Villa Ravensdonck.

Naar de inhoud van de slotgracht is omstreeks 2002 archeologisch onderzoek verricht.

De Reformatie bracht geleidelijk aan onrust.

In het klooster Mariënhage bevonden zich vele 'ketters', die echter vaak getolereerd werden door het stedelijk gezag, maar waar onder keizer Karel V en vooral onder Filips II jacht op werd gemaakt.

Daarnaast zaaide het prinsbisdom Luik, dat het Bisdom 's-Hertogenbosch van Franciscus Sonnius niet wilde erkennen, de nodige verdeeldheid.

Diverse hooggeplaatsten, waaronder een aantal schepenen en de kapitteldeken, Goyart van den Berge, sympathiseerden met de reformatorische religie en in 1566 werd vanaf de preekstoel tot de beeldenstorm opgeroepen, die prompt werd uitgevoerd.

Ondertussen was in 1567 Alva in de Nederlanden gearriveerd om orde op zaken te stellen.

Er werd een lijst van 30 namen opgesteld.

Dezen werden uit het land verbannen.

Filips Willem werd naar Spanje ontvoerd.

De instellingen werden gezuiverd en koningsgetrouwen werden aangesteld.

Er werden ook koningsgezinde troepen gelegerd, waarvoor men moest betalen en die zich slecht gedroegen.

Ondertussen begonnen ook prinsgezinde troepen het land af te schuimen.

Daarnaast bleef in de stad de sympathie voor de Reformatie wijdverbreid.

Bisschop Laurentius Metsius beval Requesens, die Alva als landvoogd had vervangen, maatregelen aan om de onrust te keren.

Dit hielp echter weinig.

Ook de doopsgezinden waren ondertussen actief in de stad.

Er werd weinig tegen verricht en de troepen van Willem van Oranje namen in kracht toe.

In 1577 namen prinsgezinde troepen de stad in, die werd geplunderd. In 1578 volgde een nieuwe plundering, nu door Spaanse troepen.

Ook vond er op de Oirschotse Heide een veldslag plaats, waarbij de prins werd verslagen. Daarna waren de Spaanse troepen weer elders nodig, en er arriveerden Waalse troepen, onder commando van Haultepenne (Claudius van Barlaymont), ter aflossing.

Dezen kregen echter te weinig soldij en misdroegen zich.

Hierdoor werd de bevolking weer prinsgezind en er werd een complot gesmeed, waarin de heer van Blaarthem een rol speelde.

Dit werd echter opgerold.

In 1581 werd Eindhoven ingenomen door Staatse troepen onder leiding van La Guarde.

Doch Haultepenne kreeg bevel om de stad te heroveren, en er volgde een beleg waarbij ook Spinola betrokken was.

De Staatsen staken Mariënhage in brand.

Uiteindelijk werd de stad ingenomen, en de Staatsen kregen vrije aftocht.

In 1582 echter, maakten de Staatsen, onder leiding van Kapitein l'Espine, zich door insluiping opnieuw van de stad meester.

Nu kregen de Spanjaarden vrije aftocht.

Er was nu niet alleen gebrek aan levensmiddelen, maar bovendien probeerden de Spanjaarden de stad te heroveren.

De Staatse bezetting verwoestte de bebouwing vlak buiten de vestinggordel, waaronder de Genneper watermolen.

Dit deed men om de belegeraars, onder leiding van de graaf van Mansfeld, zo veel mogelijk hulpgoederen te ontnemen.

De Hertog van Anjou, die aan Staatse zijde stond, trachtte de stad te ontzetten.

Willem van Oranje had echter onenigheid met deze hertog, want hij vertrouwde hem niet. Hierdoor liep de formatie van de troepen die de stad moesten ontzetten vertraging op.

In april 1583 was de stad weer in Spaanse handen, na een beleg van drie maanden. Vervolgens liet Parma de verdedigingswallen slechten.

De status van open stad had weliswaar als voordeel dat ze geen belegeringen meer moest doorstaan, maar maakten deze tevens kwetsbaar voor doortrekkende troepen van allerlei slag. De Staatsen bezetten de stad gedurende korte tijd in 1587, maar met name de troepen van Prins Maurits bedreigden de stad meerdere malen.

Zij bezetten de stad in 1604 en plunderden het kasteel, om de stad vervolgens weer aan de Spanjaarden te laten.

Het jaar 1609 bracht het Twaalfjarig Bestand, en Philips Willem, heer van Eindhoven, trok in de stad.

Er werden wederopbouwplannen ontvouwd en de economie kwam weer langzaam op gang. Doch weldra begonnen de vijandelijkheden weer, vanaf 1622.

Hoewel de stad zich onder bescherming van Frederik Hendrik had gesteld, was er tevens een Spaans garnizoen op het kasteel aanwezig.

Hoewel 's-Hertogenbosch in bij het Beleg van 's-Hertogenbosch in 1629 door Frederik Hendrik was ingenomen, bleef de situatie in de Kempen onbeslist.

Het gevolg was de doortocht van diverse Spaanse en Staatse troepen, die zich meestal misdroegen. In 1634 waren er weer plannen voor versterking van de stad.

In 1643 werd het kasteel van Eindhoven weer door de Spanjaarden bezet.

Ook ontstond in dit jaar een brand, die met moeite kon worden bedwongen.

In 1646 was het kasteel zover beschadigd dat delen ervan werden afgebroken.

Ten slotte werd in 1648 de Vrede van Münster getekend, waarmee het Staatse deel van Brabant een generaliteitsland werd.

Op de plaats van het oude kasteel uit de 15e eeuw ligt nu villa Ravensdonck, dicht bij het augustijnenklooster Mariënhage.

In 1583 werd na het Beleg van Eindhoven de omwalling weer afgebroken.

Binnen de wallen lag de middeleeuwse Sint-Catharinakerk, die in 1860 werd afgebroken en werd vervangen door de huidige neogotische kerk.

De huidige kerk uit 1867 werd ontworpen door Pierre Cuypers en valt op door een koor naar het westen.

Tussen 2004 en 2006 werd het koor van de middeleeuwse Sint-Catharinakerk met de daarin en eromheen begraven stoffelijke overblijfselen opgegraven onder leiding van de Eindhovense stadsarcheoloog Nico Arts.

Ten gevolge van de industriële ontwikkeling trokken de Eindhovense fabrieken rond 1900 steeds meer werknemers aan.

Dat waren onder meer de textielfabrieken van Elias, De Haes, de Bara (afgeleid van Baekers en Raymakers), tabaksverwerkers (Mignot & De Block, Henri van Abbe en Lurmans), stoomlederfabriek Gebroeders Keunen, de Koninklijke lucifersfabrieken Mennen & Keunen, sigarenkistmaker Brüning en de gloeilampenfabriek Philips vanaf 1891.

De stad had economisch profijt van de fabrieken en fabrikanten.

In 1920 ontstond de huidige gemeente Eindhoven, toen ook wel Groot-Eindhoven genaamd, uit een fusie van de oorspronkelijke gemeente Eindhoven, die niet veel meer dan de huidige binnenstad omvatte, met de omliggende gemeenten Strijp, Woensel, Gestel, Tongelre en Stratum.

Sindsdien zijn er enkele kleinere annexaties en grenscorrecties geweest, waarbij een deel van de voormalige gemeente Geldrop en later een deel van de gemeente Veldhoven werden toegevoegd, het laatste voor de bouw van de Vinexwijk Meerhoven.

In het interbellum was er een groot woningtekort voor de vele arbeiders.

Dit was ook zo voor de omliggende gemeenten.

Op 18 september 1944 werd Eindhoven bevrijd door de geallieerden.

De bevrijding was onderdeel van Operatie Market Garden.

De bevrijding wordt nog elk jaar gevierd met de Lichtjesroute.

Volgens de gegevens van het Joods Historisch Museum leefden er vóór de oorlog ongeveer 430 joden en in 1950 200.

Na de Tweede Wereldoorlog heeft de autofabriek DAF, hoewel vóór de oorlog opgericht, fors bijgedragen aan de expansie.

In 2003 gaven ruim 9500 bedrijven in de regio werk aan bijna 130.000 mensen.

De huidige gemeente is ontstaan op 1 januari 1994 toen een gedeelte van Veldhoven, waaronder het vliegveld, bij Eindhoven werd gevoegd.

Hier werden enkele bedrijventerreinen en woonwijken gebouwd.

Het gehele gebied wordt Meerhoven genoemd en valt onder het stadsdeel Strijp.

Dat neemt niet weg dat het gebied Meerhoven vrijwel geheel op Veldhoven georiënteerd blijft, vanwege de barrière die de snelweg A2 tussen Eindhoven en Veldhoven vormt.

Ook het kerkdorp Acht en gehuchten als Bokt en Riel vallen onder de gemeente Eindhoven, ieder bij hun eigen stadsdeel.

De grootste verandering deed zich voor in 1920 toen de kleine gemeente Eindhoven (niet veel groter dan het centrum met zijn voormalige wallen) de buurgemeenten Woensel, Strijp, Stratum, Tongelre en Gestel annexeerde.

Na die annexatie bedroeg het inwonertal ongeveer 45.000, ervoor ongeveer 4000.

Op 15 februari 1999 bereikte Eindhoven het inwonertal van 200.000.


Eindhoven telt meer dan 140 rijksmonumenten, waaronder een groot aantal historische bouwwerken.

Het gebied de Bergen is nog in zijn oude staat, maar ook op andere plaatsen in de stad zijn bezienswaardige historische panden te bezoeken.

Met name de industriële revolutie, die aanvankelijk door textiel-, sigaren- en luciferfabrieken, en later voornamelijk door Philips in de stad teweeg is gebracht, is de moeite van het verdiepen waard.

Andere hoogtepunten zijn de Sint -Catharinakerk (1867) en de Heilig Hart of Paterskerk (1898).

Het hoogste gebouw van Eindhoven is de Admirant, een woontoren van 105 meter hoog, die naast het eerste gloeilampenfabriekje van Philips staat.

Een andere plaats waar "oud en nieuw" samenkomen is bijvoorbeeld het Van Abbemuseum met een zeer moderne aanbouw.

Ook op andere gebieden van moderne architectuur is er veel te zien in Eindhoven, zoals het Evoluon.

Veel hoogbouw in Eindhoven is ontwikkeld in de periode vanaf 2000.

De Regent was in 1999 het eerste gebouw dat zich, voor Nederlandse begrippen, hoogbouw kan noemen.

Daarna zijn er in de stad onder meer de Kennedytoren (kantoren), de Vestedatoren, Porthos en De Admirant (alle voornamelijk woningen) verrezen. Bouwprojecten die in uitvoering zijn, zijn onder meer het voormalige Philips fabrieks terrein Strijp-S, 27 hectare groot, dat omgebouwd wordt tot een gebied om te wonen, te werken en te recreëren.

De laatste oplevering hiervan staat gepland voor 2020.

Tevens is een 25 meter hoge "

.

Minder bekend is dat er in de binnenstad van Eindhoven ook nog een handvol panden van voor 1800 te vinden is.

Deze zijn meestal verborgen achter nieuwere gevels of zijn dusdanig verbouwd dat het pand niet meer als oud oogt.

Voorbeelden hiervan zijn Rechtestraat 49, Rechtestraat 14 en Stratumseind 49.

Er is nog meer kunst in de open lucht te zien in het preHistorisch Dorp.

Dit museum ligt in de Genneper Parken en is een openluchtmuseum met de ijzertijd en de middeleeuwen van Brabant als thema.

Het preHistorisch Dorp is onderdeel van Eindhoven Museum.

Dit museum trekt na het Van Abbemuseum de meeste bezoekers.

Het Van Abbemuseum is een museum voor moderne en hedendaagse kunst, dat werken van onder meer Picasso, Kandinsky, Chagall en Mondriaan in de collectie heeft.

Automobielen van DAF zijn te vinden in het DAF Museum en de gloeilampen van Philips in het Philips Gloeilampenfabriekje anno 1891.

Naast het Philips Gloeilampenfabriekje ligt het museum Centrum Kunstlicht in de Kunst.

In de Steentjeskerk zit Museum Kempenland, een streekmuseum over volkskunde, schilderkunst en beeldhouwkunst van Noord-Brabantse kunstenaars.

In het voormalige gebouw van het Kantongerecht (van wederopbouwarchitect Jo Kruger) is het Designhuis gevestigd, een podium en ontmoetingsplaats op het gebied van design en innovatie.

Het beheer en presentatie van de collectie wordt nu verzorgd door Eindhoven Museum.

Een klein museum is het Inkijkmuseum aan de Dommelstraat, dat wisselende tentoonstellingen biedt die door de ramen bezichtigd kunnen worden.

In totaal trekken de Eindhovense musea ongeveer 186.000 bezoekers.


Het wapen van Eindhoven bestaat uit twee delen.

Het linkerdeel is een rode leeuw op een zilveren vlak, het rechterdeel drie zilveren hoorns boven elkaar op een rood vlak.

Het wapen combineert de leeuw van het wapen van de hertog van Brabant met de hoorns op het wapen van de heer van Cranendonk, een zijtak van de adellijke familie Van Horne.

Het vroegst bewaard gebleven wapen staat op een zegelring uit 1355.

Het huidige wapen werd in 1923 vastgelegd.

Voor 1923 werd hetzelfde wapen gevoerd, maar de kleurstelling hiervan volgde de zogenaamde rijkskleuren (azuur en goud).

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page