top of page

Geschiedenis


Geschiedschrijven is het schrijven van geschiedenis, om zo eeuwen later terug te kunnen lezen wat er destijds is gebeurt..

'In oorlogen sneuvelt de waarheid als eerste.'

De geschiedenis zit vol citaten die te pas en te onpas worden gebruikt – en vaak uit hun verband gerukt.

Maar vaak zijn het rake beschrijvingen van een situatie of zelfs de hele tijdgeest.

Robert Jacobus Fruin (Rotterdam, 14 november 1823 - Leiden, 29 januari 1899 was een Nederlands historicus.

De rechtsgeleerde Jacobus Anthonie Fruin was een broer van hem.

Robert Fruin was de eerste in het land die geschiedenis als wetenschap beoefende.

Veel studie maakte hij van het werk van Leopold von Ranke en hij kan als diens leerling gelden.

In 1842 begon hij met een studie klassieke filologie.

Hij promoveerde in 1847 en werd leraar aardrijkskunde en geschiedenis aan het Stedelijk Gymnasium in Leiden.

Fruin bekleedde als eerste de leerstoel vaderlandse geschiedenis - dat wil zeggen Nederlandse geschiedenis - aan de Rijksuniversiteit Leiden, van 1860 tot 1894.

Hij aanvaardde zijn ambt met een rede

De onpartijdigheid van den geschiedschrijver.

Fruin streefde ernaar om van verhalende geschiedenis naar meer analyserende geschiedenis te komen.

Ook had hij oog voor het belang van het detail in de historische gebeurtenissen.

Zijn visie op de geschiedenis draagt het stempel van het Thorbeckiaanse liberalisme.

Hierdoor kwam hij onder meer in conflict met de antirevolutionair Groen van Prinsterer, die hij goed kende.

Zijn benadering van de 17e eeuw was evenwel nationalistisch.

De Republiek was een bijzonder geval in de Europese geschiedenis.

Zijn ongenuanceerde visie op Lieuwe van Aitzema is jarenlang bepalend geweest.

Izaak Gosses was zijn leerling in het laatste jaar voor zijn emeritaat.

Fruin laat in het boek Tien Jaren, geschreven voor zijn leerlingen op het gymnasium, zien hoe de Nederlandse Opstand zich ontwikkelde van vrijwel hopeloos in 1588 tot vrijwel gewonnen in 1598.

Deels is deze ontwikkeling toe te schrijven aan internationale factoren zoals de hernieuwde oorlog tussen Frankrijk en Spanje, deels echter ook aan de politieke bekwaamheid van Johan van Oldenbarnevelt en de militaire bekwaamheid van Maurits van Nassau.

In de meest kritieke fase van de Tachtigjarige Oorlog beschikten de opstandige gewesten over uitstekende leiders die de overwinning op Spanje naderbij hebben gebracht.

„De enige plicht die we tegenover de geschiedenis hebben, is haar te herschrijven.”

Gerardus Joannes (of Jo(h)annis) Vossius (Heidelberg, maart 1577 - Amsterdam, 17 maart 1649), eigenlijk Gerrit Jansz. geheten, was een Nederlandse protestantse theoloog, taalkundige, geschiedkundige en humanist.

Hij gold als een homo universalis omdat hij zich met veel wetenschapsvelden inliet.

Vossius was de zoon van de calvinistische predikant Joannes Vossius en Cornelia van Buel. Vanwege de vervolging van de protestanten was Joannes Vossius uit de Nederlanden, Roermond, naar het naburige Duitsland gevlucht.

Hij studeerde vanaf 1571 theologie in Heidelberg en werd in 1573 predikant van een dorp in de buurt daarvan.

Hierna trouwde hij met zijn voormalige stadgenote Cornelia van Buel.

Na de geboorte van Gerardus Joannes moest het gezin van predikant Joannes Vossius in 1577 uit de Palts vertrekken, omdat de nieuwe landsheer, de lutherse Lodewijk VI de calvinisten bestreed.

Vossius' vader was predikant in Leimuiden en Veurne en vanaf 1583 in Dordrecht, waar hij en zijn vrouw kort na elkaar overleden. Gerard en zijn zusje Anthonia werden opgevoed door Barbara van Rossum, weduwe van predikant Jacob van der Myle. In Dordrecht doorliep Vossius de Latijnse school.

Hier waren zijn leermeesters Joachim Orydrius, Cornelius Rekenarius, Hadrianus Marcellis en Franciscus Nansius.

Daarna ging hij als bursaal van de stad Dordrecht naar het Leidse Statencollege.

In Leiden volgde hij de colleges van de filoloog Bonaventura Vulcanius, van de wiskundige Rudolf Snellius, van de filosofen Petrus Bertius en Petrus Molinaeus, onder wiens leiding hij in 1598 promoveerde tot magister artium.

Ook volgde hij colleges van de theologen Joannes Kuchlinus, Lucas Trelcat sr., Franciscus Gomarus en Franciscus Junius sr.

Zijn studie kon Vossius niet afronden, want hij werd in 1600 door het stadsbestuur van Dordrecht naar die stad teruggeroepen om daar les te gaan geven aan de Latijnse School (het huidige Johan de Witt-gymnasium).

Niet lang daarna werd hij benoemd tot rector van die instelling (1600-1615).

Door zijn eerste grote publicatie de Institutiones oratoriae (1606) maakte hij naam als man van wetenschap.

Hij was vanaf 1613 bevriend met Hugo de Groot, aan wie hij regelmatig boeken uit zijn eigen omvangrijke bibliotheek uitleende, ook in de periode dat Grotius gevangen zat op Slot Loevestein.

Hugo Grotius is waarschijnlijk ontsnapt in een boekenkist van Gerardus Vossius.

Op voorspraak van De Groot werd Vossius in 1615 benoemd tot regent van het Leidse Statencollege.

Hij werd in 1619 weer ontslagen.

Toen in 1625 pogingen werden gedaan Vossius naar Cambridge te halen, kreeg hij ook de Leidse leerstoel Griekse taal- en letterkunde.

In 1631 nam Vossius ontslag als hoogleraar te Leiden.

Samen met Caspar Barlaeus (filoloog en wijsgeer, in 1619 ontslagen als subregent van het Statencollege) ging hij naar Amsterdam om daar het Athenaeum Illustre, de voorloper van de Universiteit van Amsterdam, mee op te richten.

De laatste jaren van zijn leven waren jaren van grote wetenschappelijke invloed en van algemene internationale erkenning.

Het waren echter ook jaren getekend door veel persoonlijk leed en verlies: toen hij op 17 maart 1649 stierf, waren al zijn kinderen, behalve zijn zoon Isaac (1618-1689), hem in de dood voorgegaan.

Vossius had vooral veel invloed door zijn publicaties, die een groot deel van het terrein van de wetenschap van die dagen bestreken.

Behalve het grote handboek over de welsprekendheid, zijn wetenschappelijke eersteling, schreef hij nog drie andere boeken over retorica: De rhetorices natura ac constitutione (1621), een Rhetorica contracta (1621) en het schoolboek Elementa rhetorica (1626).

In Amsterdam verschenen er in 1647 drie boeken over poëtica: De artis poeticae natura ac constitutione liber, de Poeticarum institutionum libri tres, en het boekje De imitatione.

Zeer belangrijk was de grote trilogie over de taalkunde: De arte grammatica libri septem (1635), De vitiis sermonis et glossematis Latino-barbaris libri quatuor (1645), en het postuum uitgegeven Etymologicon linguae Latinae (1662).

Daarnaast heeft hij nog vele andere zaken gepubliceerd.

Vossius' naam leeft voort in het Vossius Center for the History of Humanities and Sciences van de Universiteit van Amsterdam.

Het Vossius Gymnasium, een van de vijf categoriale gymnasia in Amsterdam, is ook naar hem vernoemd.

„Het doel van het bestuderen van de geschiedenis is niet om het menselijk handelen belachelijk te maken, maar om het te begrijpen en er dan van te leren voor de toekomst.”

Natuurlijk zijn dit niet de enigste historicussen in Nederland, hier vind je een complete lijst.

Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page