top of page

Antillen

De Nederlandse Antillen werden aan het eind van de 15e eeuw ontdekt door Alonso de Ojeda en in 1634 door de West-Indische Compagnie op de Spanjaarden veroverd.

In de loop der tijden zijn de eilanden enige malen in handen geweest van andere Europese mogendheden en hebben zij - in wisselende samenstellingen - verschillende bestuursvormen gekend.

Vanaf 1854 was dit Curaçao en Onderhorigheden genoemd. Aan deze koloniale status kwam een eind toen op 15 december 1954 het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden na acht jaar onderhandelen ondertekend werd door Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen.

Op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijke staat en bestond het Koninkrijk der Nederlanden uit Nederland en de Nederlandse Antillen.

Per 1 januari 1986 verwierf Aruba de status aparte.

Dit hield in dat Aruba de status van Land binnen het Koninkrijk verkreeg.

Tegelijk is afgesproken dat Aruba op 1 januari 1996 onafhankelijk zou worden.

In 1994 is, op verzoek van Aruba, het vooruitzicht op onafhankelijkheid voor Aruba geschrapt.

Op 2 november 2006 is er een akkoord gesloten tussen Nederland, Curaçao en Sint Maarten, waarbij die eilanden een status aparte binnen het Koninkrijk krijgen vergelijkbaar met Aruba.

Eerder waren al afspraken gemaakt waarbij Saba, Sint Eustatius en Bonaire Nederlandse gemeenten worden met een burgemeester, wethouders en een gemeenteraad.

Nederlandse wetgeving zal daar in de plaats komen van de Antilliaanse wetgeving.

De mensen daar mogen stemmen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Curaçao en Sint Maarten behouden hun eigen wetgeving.

Er komt een gemeenschappelijk hof van justitie voor Nederland, Curaçao en Sint Maarten. Nederland neemt de schulden van de Antillen (4 miljard gulden) over.

In ruil daarvoor mogen de eilanden geen leningen meer afsluiten.

Het was de intentie dat de Nederlandse Antillen als Land binnen het Koninkrijk aan het einde van 2008 zou worden ontbonden, uiteindelijk is dit op 10 oktober 2010 een feit.

De geschiedenis van Aruba begint met de bewoning van de Caquetios-indianen, een stam van de Arowakken, vanuit Venezuela, om te ontkomen aan aanvallen door de Cariben.

Resten van de vroegste bewoning op Aruba dateren van ongeveer 1000.

Door de afgelegen ligging ten opzichte van andere Caribische eilanden en de sterke stroming, bleven de Caquetios meer gebonden aan Zuid-Amerika dan aan de Caraïben.

Aan het eind van de 15e eeuw werd het gebied bezocht door Spaanse ontdekkingsreizigers. Aangenomen wordt dat Alonso de Ojeda het eiland als eerste bezocht in 1499.

Hoewel hij een kolonie stichtte, was deze beperkt in opzet. In tegenstelling tot op veel andere Caribische eilanden ontstond er geen plantagecultuur op Aruba.

De Spanjaarden stuurden veel Caquetios naar Hispaniola waar ze als slaven te werk werden gesteld in de mijnen.

In 1636 werd Aruba overgenomen door de Nederlanders en bleef onder Nederlands gezag tot op heden, afgezien van een periode tussen 1805 en 1816 toen de Britten het gezag overnamen tijdens de napoleontische oorlogen.

In 1824 werd bij Bushiribana goud gevonden.

De hierop volgende goudkoorts werd gevolgd door welvaart die gebracht werd door de komst van een olieterminal voor de overslag van ruwe olie in 1924 en in 1928 de opening van een olieraffinaderij.

Dit was de Lago Oil & Transport Co. Ltd., een dochteronderneming van Standard Oil of New Jersey. De Lago-raffinaderij bevond zich aan de oostzijde van het eiland, terwijl Royal Dutch Shell de Eagle Refinery aan de westzijde zat, die kort na de Tweede Wereldoorlog werd gesloten.

De laatste decennia van de 20e eeuw zagen een enorme toename van de toeristenindustrie, wat de belangrijkste economische pijler werd toen de olieraffinaderij in 1985 tijdelijk werd gesloten.

Door het toerisme is er een lage werkloosheid op Aruba.

Op 1 januari 1986 scheidde Aruba zich af van de overige Nederlandse Antillen en werd een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden (status aparte).

De eerste bewoners van Bonaire waren de Caiquetio (indianen) die het eiland vanaf Venezuela bereikten rond 1000 n. Chr.

Restanten van deze indianen zijn onder andere te vinden in de vorm van rotstekeningen in de buurt van Onima aan de oostkust van Bonaire.

In 1499 landden Alonso de Ojeda en Amerigo Vespucci als een van de eerste Europeanen op Bonaire.

Zij namen het eiland voor Spanje in bezit.

Omdat Bonaire geen goud had en niet geschikt was voor de landbouw zagen de Spanjaarden geen noodzaak een kolonie te stichten.

De lokale indianen werden afgevoerd om als slaven te dienen in plantages in Zuid-Amerika.

In 1526 introduceerden de Spanjaarden vee op Bonaire.

Als gevolg hiervan komen ezels (of buriku) en geiten (of kabritu) er in het wild voor. Ondertussen ontstond een kleine gemeenschap op het eiland in het plaatsje Rincon, dat in een vallei tussen de heuvels veilig was voor piraten.

De mensen uit deze gemeenschap waren vooral veroordeelden en krijgsgevangenen.

In 1633 veroverde Nederland Bonaire op de Spanjaarden.

Het kwam onder het gezag van Wouter van Twiller, gouverneur van de nieuwe Nederlanden, en kwam onder bestuur van de West-Indische Compagnie.

Deze importeerde een kleine hoeveelheid slaven voor landbouw (voornamelijk hout en maïs) en zoutwinning.

Slaven die in de zoutwinning werkten, verbleven in slavenhutjes bij de zoutpannen, nauwelijks hoger dan 2 meter.

Deze hutjes zijn nog steeds te zien op Bonaire.

De slavernij is in 1863 afgeschaft.

In het begin van de negentiende eeuw verloor Nederland de heerschappij over de Antillen tweemaal aan Groot-Brittannië.

Toen de eilanden in 1816 definitief aan Nederland werden toegewezen, bouwde de Nederlandse overheid Fort Oranje in Kralendijk om het eiland te beschermen.

De kenmerkende vuurtoren in het fort is gebouwd in 1868.

Zout was inmiddels de grootste bron van inkomsten voor het eiland.

De productie was zo groot geworden dat er vier obelisken gebouwd werden om de schepen naar de zoutpannen te leiden.

In de twintigste eeuw werd ten slotte de haven vernieuwd en werd een vliegveld, Flamingo Airport, aangelegd.

In 1936 kregen mannen stemrecht. Gedurende de Tweede Wereldoorlog diende Bonaire als concentratiekamp voor gevangen Duitsers en Nederlandse nazi's.

Onder koningin Juliana werden de Antillen in 1954 een autonoom deel van het Koninkrijk der Nederlanden.

Voorheen noemde men de Antillen ook wel de ABC landen, Aruba, Bonaire en Curacao, nu is dat niet Meer en is er op 10-10-2010 de BES eilanden ontstaan Bonaire, Eustatius en Saba.

Zij zijn bijzondere gemeenten geworden van Nederland.

In 1665 begon de WIC met slavenhandel.

De slaven werden aangevoerd uit West-Afrika en werden op Curaçao aan land gebracht, waar ze na de "middle passage" enige tijd kunnen aansterken.

De slaven werden verhandeld op een plaats die nu Asiento heet, en ook op de plantage Zuurzak.

Al snel ontstond hier de belangrijkste regionale slavenmarkt.

De WIC leverde slaven tegen zeer scherpe prijzen en concurreerde zo de Engelse, Franse en Portugese handelaren de markt uit.

Slaven werden door handelaren gekocht en vervolgens verscheept naar diverse bestemmingen in Midden-Amerika en Zuid-Amerika.

Een relatief klein deel van de aangekomen Afrikanen bleef achter op Curaçao.

De meesten hiervan kwamen terecht op een van de plantages.

Een deel werd door handelaren en ambachtslieden gekocht en bleven zo in de omgeving van Willemstad.

Willemstad ontstond in de tweede helft van de 17e eeuw en lag direct naast het fort, op het huidige Punda.

In de 18e eeuw werden ook (pak)huizen op Otrabanda gebouwd.

Vanwege de vrije geschutslinies waren er wel regels verbonden aan de bouw van huizen op Otrabanda.

De WIC maakte Curaçao tot vrijhaven en verkreeg hierdoor een sleutelpositie in de internationale handelsnetwerken.

Mede hierdoor werd Curaçao in de 17e eeuw een van de welvarendste eilanden in het Caraïbisch gebied.

Dit leidde tot kwaad bloed bij andere mogendheden, met name Engeland en Frankrijk.

Zodoende werd Curaçao in 1713 korte tijd belegerd door de Franse kaapvaarder Jacques Cassard, die zich ten slotte liet afkopen.

Cassard had overigens geen schade aan bezit of bewoners van het eiland toegebracht.

In de 18e eeuw probeerde Curaçao zijn handelspositie te consolideren.

De handel op Venezuela en andere Spaanse koloniën werd echter verhinderd door de Spaanse kustwacht.

Deze was speciaal aangesteld om de illegale handel vanuit Venezuela in tabak en cacao een halt toe te roepen.

De Engelsen en Fransen werden in het Caraïbisch gebied steeds sterker.

De positie van Curaçao nam mede door deze factoren in belang af.

Ook was van belang, dat Curaçao niet geschikt was voor de grootschalige verbouw van suikerriet, katoen, tabak of andere tropische plantagegewassen.

Pogingen daartoe werden eind 17e en begin 18e eeuw gestaakt.

Andere eilanden, zoals Barbados, genereerden wel grote inkomsten door plantagelandbouw.

De landbouw van Curaçao richtte zich op voedselvoorziening voor de eigen bevolking.

Desondanks werd een deel van het voedsel geïmporteerd.

Slavenhandel bleef de belangrijkste bron van inkomsten voor Curaçao, niet het minst vanwege de concurrerende prijzen van de slaven.

Saba zou in 1493 ontdekt zijn door Columbus; er woonden toen indianen.

Columbus noemde het eiland San Cristóbal.

Dit werd afgekort als S.†bal en als Saba gelezen.

Het werd kort na 1636 door de gouverneur van Sint Eustatius voor de West Indische Compagnie in bezit genomen.

In 1635 leed een Engels schip schipbreuk bij Saba; de overlevenden waren vermoedelijk de eerste Europese bewoners.

Daarnaast stamt de bevolking af van Afrikaanse slaven, Schotten, Ieren en Zeeuwen.

Saba wisselde vaak van "eigenaar".

Het was in bezit van Frankrijk, Spanje, Nederland en Engeland.

In 1816 kwam het definitief bij Nederland.

In 1938 werd begonnen met het aanleggen van een weg.

Tot dan waren er op het steile eilandje alleen trappen, en volgens Nederlandse ingenieurs was het onmogelijk hier een weg te bouwen.

De aanleg begon onder leiding van de plaatselijke timmerman Josephus Hassell, een autodidact op het gebied van wegenbouw.

In 1947 was de weg klaar, en arriveerde de eerste auto op het eiland.

Tegenwoordig is de weg zo'n 14 kilometer lang.

In 1963 is op de noordelijke punt van Saba (Flat-Point) een vliegveldje aangelegd.

Het heeft de kortste landingsbaan voor commercieel vliegverkeer ter wereld (400 meter).

In 1965 verscheen de eerste televisie op het eiland.

Elektriciteit, opgewekt met een generator, was er toen al wel, maar niet dagelijks.

Dat was pas het geval in 1970. In 1969 werd de toen 23-jarige Joseph Richardson administrateur van Saba.

Hij was de eerste niet-blanke administrateur op de Nederlandse Antillen.

Saba was tot 1983 onderdeel van het eilandgebied Bovenwindse Eilanden, waar ook Sint Eustatius en Sint Maarten toe behoorden. In 1983 kreeg het een zelfstandige status als eilandgebied en een eigen zetel in de Staten.



Christoffel Columbus zette Sint Eustatius in 1493 voor het eerst op de kaart.

In 1636 werd het door de Nederlanders in bezit genomen.

De Fransen hadden in 1629 al een fortje gebouwd maar dat ook weer spoedig verlaten.

De Zeeuwen bouwden op dezelfde plek een nieuw fort: het huidige Fort Oranje.

Sint Eustatius werd een belangrijke doorvoerhaven; het meest winstgevende bezit van de West-Indische Compagnie (WIC).

Het werd toen wel The Golden Rock genoemd.

In 1779 legden meer dan 3000 schepen uit Europa, Amerika en Afrika aan op de rede van Oranjestad.

Soms arriveerden er meer dan 20 schepen op een dag.

Op de rede konden 200 schepen tegelijkertijd liggen.

Aan het eind van de 18e eeuw woonden er zo'n tienduizend mensen.

Toen de Amerikanen hun vrijheidsstrijd tegen de Engelsen begonnen, leverden de Nederlanders hen wapens via Sint Eustatius.

Het Amerikaanse schip, de USS Andrew Doria, dat op 16 november 1776, met de nieuwe Grand Union vlag in top, de Gallows Bay kwam binnen zeilen, kreeg in opdracht van commandeur Johannes de Graaff 11 saluutschoten van Fort Oranje.

Hiermee was Nederland het eerste land ter wereld dat (de facto) de Verenigde Staten erkende als onafhankelijke mogendheid.

De Engelsen verklaarden hierop Nederland de oorlog (Vi


erde Engelse oorlog), en namen Sint Eustatius in.

Vanaf 1816 was Sint Eustatius weer Nederlands bezit, maar de voertaal bleef Engels.

Tot 1983 was Sint Eustatius onderdeel van het eilandgebied Bovenwindse Eilanden, waar ook Saba en Sint Maarten toe behoorden.

In 1983 kreeg het een zelfstandige status als eilandgebied en een eigen zetel in de Staten van de Nederlandse Antillen.

Op 10 oktober 2010 is Sint Eustatius een bijzondere gemeente van Nederland geworden.

Sinds 4000 v. Chr is het eiland St. Maarten bewoond, sinds ca. 800 door de Arowakken-indianen.

In de 14e eeuw kwamen de Carib-indianen, die veel oorlogszuchtiger waren en aan kannibalisme deden.

Zij noemden het eiland Soualiga (Zout Eiland).

Het eiland zou op 11 november (Sint-Maarten) 1493 door Columbus ontdekt zijn.

De Spanjaarden lieten het eiland aanvankelijk met rust.

Rond 1630 vestigden Fransen en Nederlanders zich er, vooral vanwege het voorradige zout, maar zij werden door de Spanjaarden verdreven.

Pas in 1644 gaven de Spanjaarden hun rechten op.


Op 23 maart 1648 tekenden koninkrijk Frankrijk en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een overeenkomst (Verdrag van Concordia), waarbij het eiland gedeeld werd. Pas in 1817 werd deze overeenkomst definitief; het eiland was toen al zo'n 16 keer van eigenaar verwisseld.

Leuk detail: Bij de verdeling tussen de Fransen en de Nederlanders, zijn er 2 soldaten met ieder een paar flessen rum, op pad gestuurd.

De soldaten moesten steeds een paaltje zetten met de kleur van hun vlag erop.

Op het punt waar de soldaten (redelijk beschonken) samenkwamen is de grenslijn gemaakt, die tot op de dag van vandaag nog steeds zo loopt.

Op 10 oktober 2010 is het Nederlandse gedeelte van Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden geworden.












En ook deze eilanders zijn afstammelingen van de slavernij, en toch is dit hun thuis geworden, hun roots zijn hier verder gaan groeien.

Hun taal is papiementu, hun cultuur is net als elke cultuur doorgegeven van moeder op dochter en van vader op zoon.

De namen van pasgeboren kinderen zijn vaak een mix van moeders en vaders naam samen bijvoorbeeld Juan en Anita Juanita en Lulu en Donald Ludo simpel maar zo krijg je nooit ruzie over de naam.

Ook is het normaal om veel te koken, er kan altijd iemand binnenlopen met honger en die moet je voeden toch.


Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page